[Pieter Govaerts]
GOVAERTS (Pieter) of Petrus Govarts, werd te Turnhout in 1643 geboren, studeerde aldaar in de wijsbegeerte en promoveerde er in 1662 tot de zoogenaamde tweede plaats onder de meesters der vrije kunsten; later werd hij hoogleeraar in de redeneer- en taalkunde, benevens in de godgeleerdheid in het dusgenaamde Konings-collegie aldaar. Zich vervolgens op de studie der regten toeleggende, was hij te gelijk in die wetenschap en in de godgeleerdheid Licentiaat en eindelijk Hoogleeraar in de beide regten. Hij was bovendien eerst kanonik der Kathedrale kerk van Brugge, naderhand van de hoofdkerk van Leuven, en Voorzitter van het collegie van Jan van Malderin aan de Universiteit aldaar. In 1689 werd hij benoemd tot kerkelijk Raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden te Mechelen, en bestuurde als Aartsbisschoppelijk Vikaris, onder Humbert Willem à Precipiano, dat zelfde bisdom, en eindelijk werd hij, in 1701, door Paus Clemens XI tot zevende Vikaris van 's Hertogenbosch aangesteld. Hij nam die waardigheid met onverdroten ijver waar tot aan zijnen dood, die den 17den September 1726 te Mechelen plaats had. Hij werd te Ghele in de gasthuiskerk begraven en zijn graf met een opschrift voorzien. Bij uitersten wil gaf hij zijne geheele nalatenschap tot onderstand der armen te Turnhout. Zijne zinspreuk was: Fuge te ipsum (Ontvlied u zelven).
Govaerts heeft eenige geschriften nagelaten, waaronder den strijd der kerkelijke immuniteit en van het Koninglijke Recht, alsmede Verscheidene beweegreden van Rechten, doch waarvan ons tijd en plaats van uitgave onbekend is.
Zie (van Rijn), Oudh. en gesticht. van 's Hertogenb. bl. 287-290; (van Gils) Kathol. Meijerysch Memorieb. bl. 105, 109.