drift voor de schoone kunsten, en had hij zich, van zijne jeugd af aan, met ongemeene vlijt in de teeken- en graveerkunst geoefend. Om zich daarin verder te bekwamen deed hij eene reis naar Rome, alwaar hij in de Academie van St. Lucas naar het levend model teekende en verder de antieken bestudeerde. Hij geraakte daar in kennis met Adam Elsheimer, wiens leerling en weldoener hij werd, door tot hooge prijzen verscheidene schilderstukjes van hem te koopen, van welke hij, in Utrecht teruggekeerd, er zeven van graveerde op eene geheel oorspronkelijke wijze, waardoor hij in zijn werk, volgens den heer Immerzeel, kunstiglijk het piquant effect en den uitvoerigen stijl van den meester wist te drukken, en die tot de uitmuntende werken der zeventiende eeuw behooren. Zij stellen voor:
Ceres hare dochter Proserpina zoekende, lescht haren dorst bij de oude Metarina; links staat haar zoon, Stellio, die de Godin bespot, en dien zij in een kikvorsch herschept.
Jupiter en Mercurius bij Philemon en Baucis.
De Engel geleidt in een landschap den jongen Tobias, die den visch met zich sleept.
De Engel voert Tobias door het water, die den visch onder zijn arm draagt.
De vlugt in Egypte.
Aurora.
De onthoofding van Johannes den Dooper.
Volgens den Heer Kramm heeft Goudt ook de schilderkunst beoefend. Hij overleed te Utrecht in 1630.
Zie Immerzeel, Lev. en Werk. der Kunstsch.; Kramm, Lev. en Werk. der Kunstsch.