over de numismatiek geschreven heeft. Zijne goede trouw, door den grooten numismaticus Eckhel in twijfel getrokken, is door de latere getuigenissen van den hertog De Luynes en van den beroemden oudheidkundige De Witte, althans grootendeels, in eere hersteld.
Even als een Janus Secundus beoefende Goltzius, bij de graveer- en schilderkunst, de Latijnsche dichtkunst. Zijn schilderwerk, meestal uit historiën en portretten bestaande, is met de meeste zorg uitgevoerd, doch hoogst zeldzaam. Hij schilderde onder anderen eenige tafereelen, ten tijde der feesten, die in Antwerpen gevierd werden, bij het houden van een kapittel van het Gulden Vlies. In sommige zijner werken komen vele koper- en houtgravuren voor, door hem vervaardigd.
Goltzius schreef on drukte een aantal geschriften, in verschillende talen, die meermalen herdrukt zijn. In 1644 en 1645 zagen zijne Opera omnia te Antwerpen, 5 deelen in folio, het licht, en zij werden aldaar in gelijk formaat en deelen in 1708 herdrukt. Beide verzamelingen bevatten de volgende geschriften.
Fasti magistratuum et triumphorum Romanorum, ab urbe condita ad Augusti obitum, ex antiquis numismatibus restituti Fasti item seculi, ad Capitolinos ab A. Schotto denuo instaurati et thesaurns rei antiquariae uberrimus. (D. I.)
C. Julii Caesaris, Augusti et Tiberii numismata, cum Ludovice Nonnii, Med. Ant., commentario. (D. II).
Graeciae ejusque insularum et Asiae minoris numismata, cum ejusdem Nonnii commentario. (D. III).
Siciliae et magnae Graeciae historia ex antiq. numismat. illustr., cum scholiis A. Schotti. (D. IV).
Icones, vitae et elogia Imperatorum Romanorum: accedunt Imperatorum Romano-Austriacorum series, ab A1berto II usque ad Ferdinandum III, stylo et opera Caspari Gevartii. (D. V).
Aan Goltzius viel de eer te beurt van met het Romeinsche burgerregt te worden begiftigd. Hij was echter een groot voorstander der hervorming, en drukte waarschijnlijk ook de voortreffelijke, in den Bijbelschen geest der hervorming zóó zeer geschrevene brieven van Stephanus Lindius, in Maart 1567 uitgekomen. Ook houdt men hem met veel grond voor den persoon, die onder het gehoor van Broer Cornelis diens Sermoenen opteekende en uitgaf.
Zie Sweertius, Ath. Belg. p. 348, 349; Foppens, Bibl. Belg. p. 486-488; van Mander, Lev. der Schild. D. I. bl. 260-265; Hoogstraten, Woordenb.; Kok, Vaderl. Woordenb.; Saxe, Onom. Liter. T. III p. 361, 647; Hoenfft, Parnas. Latina-Belqic. p. 42; Collot d' Escury, Holl. roem, D. III Aant. bl. 190, 191, D. IV. St. I. Aant. bl. 123, die hem echter met zijn bloedverwant Hendrik verwart; Peerlkamp, de poëtis Latin. Nederl. p. 135; Immerzeel Lev. en Werk. der Kunstsch.; Nijhoff, Bijdr. D. VI. Aank. en Be-