Spoedig van onderkoopman tot opperkoopman opgeklommen, bekleedde hij in 1806 het aanzienlijk ambt van koopman van het kasteel te Samarang.
Na het hersteld Nederlandsch gezag op Java in 1816, werd Goldman als lid van den Raad van finantien, en daarna als Directeur van finantien benoemd. Later, onder het bestuur van den Kommissaris-Generaal Burggraaf du Bus de Ghisignies, werd hij tot lid van den Raad van Indië aangesteld, en onder de regering van den Gouverneur-Generaal de Eerens met het Voorzitterschap van dien raad bekleed; doch die post heeft hij slechts weinige jaren waargenomen, daar hij, in 1839, uithoofde van zijne hooge jaren eervol uit de dienst werd ontslagen en op pensioen gesteld. Tot erkenning van zijne veeljarige en trouwe diensten werd hij in den adelstand verheven.
Algemeene hulde en achting werd hem door alle hoogere en lagere ambtgenooten toegebragt, en voorzeker teregt; want een deugdzamer, beminnelijker, zachtaardiger, toegevender en nederiger man dan Goldmann was, zou er moeijelijk op Java te vinden zijn geweest.
De tijd van 's mans overlijden is ons niet bekend geworden. Een zijner zonen heeft als Resident van Rhiaow en Gouvernements-Kommissaris op Tidor goede en gewigtige diensten aan de Kolonie bewezen, en was later Resident op Ternate.
Uit medegedeelde berigten bijeengebragt.