[Philip van der Goes]
GOES (Philip van der), broeder van den voorgaande, werd in 1651 geboren, was eerst Kapitein bij het leger te velde, daarna in 1678 buitengewoon en in 1683 gewoon Kapitein bij de zeemagt ter Admiraliteit van Amsterdam. Hij had als zoodanig het bevel op het schip Vriesland van 68 stukken, en woonde daarmede den noodlottigen zeeslag bij Bevezier in 1690 bij. Zijn schip dreef, na al zijne masten verloren te hebben, reddeloos, als een wrak, naar den vijand, door wien hetzelve, na eenen mannelijken tegenstand, in zinkenden toestand vermeesterd en kort daarna als onhoudbaar verbrand werd.
Eenigen tijd daarna in vrijheid gesteld zijnde, werd hij in 1691 tot Schout bij Nacht ter Admiraliteit van de Maas bevorderd, in de plaats van Johan Snellen, en hij nam als zoodanig een dapper deel aan den roemrijken zeeslag ter reede van La Hogue tegen de Franschen in 1692. Zijn schip, de Admiraal-Generaal, moest een hevig vuur doorstaan en werd sterk beschadigd. Van der Goes zelf ontving eene ligte wonde, terwijl negen zijner manschappen sneuvelden en dertig zwaar gekwetst werden.
In 1693 had hij het bevel over een eskader, bestemd om met de Britsche zeemagt eerst naar Portugal en vervolgens naar de Middellandsche zee te stevenen, ten einde, in vereeniging met de Spaansche zeemagt, de Franschen aan te vallen. Eer die vereeniging geschiedde ontmoette men de vijandelijke vloot bij Lagos, en het was alleen aan de buitengewone dapperheid van de Kapiteinen Philip Schrijver en Jan van der Poel, die met den vijand slaags geraakten, te danken, dat van der Goes met de overige schepen, ofschoon met verlies van meest al de koopvaarders, ontwijken kon en behouden in Engeland binnen liep.
In 1694 nam van der Goes, onder den Luitenant Admiraal Philips van Almonde, deel aan de krijgsverrigtingen ter zee tegen de Franschen, en in het volgende jaar voerde hij het bevel op het eskader in de Noordzee. In 1697 tot Vice-Admiraal bevorderd, had hij in 1702 een belangrijk aandeel aan de luisterrijke overwinning in de baai van Vigos, en was hij de eerste, na den Engelschen Vice-Admiraal Hobson, die, met zijn schip de zeven Provintien van 92 stukken, genoemde baai inbrak. Hij veroverde het nieuwe en schoone schip le Bourbon, van 66 stukken, en gaf van den geheelen zeeslag een hoogst belangrijk verslag, in een eigenhandig schrijven, hetwelk thans nog berust in het Archief van het Departement der Marine. Hij liet daarin niet onopgemerkt de leiding der Voorzienigheid in de geheele onderneming, en den krachtigen bijstand, door haar in de uitvoering derzelve verleend, roemende den grooten zegen, welke God verleend had.