Na het sluiten van het bestand met Zweden en de Oostzee-steden trok van der Goes in 1526 naar Bremen en Verden, om hetzelve te bekrachtigen en in het volgende jaar werd hij naar Gent aan de Landvoogdes gezonden, om over een verdrag van koophandel met Zweden te handelen, waarvan evenwel in dat jaar niets gekomen is.
In 1529 was van der Goes met Joost Bets, Pensionaris van Dordrecht, afgevaardigd op de vredehandeling te Kamerijk, en zijne handelingen aldaar, om van Frankrijk schadevergoeding te verkrijgen, waren daar even vruchteloos als zijne aangewende pogingen om de Landvoogdes van het eischen eener nieuwe bede te doen afzien.
Bij de komst van Keizer Karel V hier te lande, in 1531, werd aan van der Goes de eervolle taak opgelegd dezen vorst namens de Staten te begroeten, en toen in dat jaar nieuwe onlusten met de Hanze-steden dreigden uit te breken werd hij andermaal naar Bremen gezonden, om onderhandelingen aan te knoopen, die echter met geenen gunstigen uitslag bekroond werden.
Tot het jaar 1544 bleef Aart van der Goes de belangen van ons land met ijver behartigen. Hij was de vraagbaak zijner landgenooten in de moeijelijke tijden, die hij beleefde. Hij betoonde zich steeds een moedig beschermer van 's lands oude voorregten en stond pal voor de vrijheid, wanneer die, door wie ook of op welke wijze ook, werd aangerand. Maar in genoemd jaar, den ouderdom van 69 jaren bereikt hebbende, verlangde de oude staatsman naar rust, en deze werd hem niet onthouden niet alleen, maar ook op de meest gunstige voorwaarden geschonken, daar zijn zoon, dien hij zelf voor de dienst des lands had opgevoed, hem opvolgde, en hij door de Staten beschonken werd met eene som van twee honderd gulden, ‘om te recompenseeren de menichfuldige getrouwe diensten,’ door hem gedaan.
Na een hoogst werkzaam leven overleed Aart van der Goes den 1sten November 1545. Hij was gehuwd met Margaretha van Binchem, van Leuven, die hem den 25sten December in het graf volgde. Zij verwekten twee zonen, die volgen, en eene dochter Genoveva genaamd, die gehuwd was met Everard Nicolai, eerst Voorzitter van het Hof van Friesland, daarna van den grooten Raad te Mechelen.
De afbeelding van Aart van der Goes ziet het licht. Over het Register door hem vervaardigd zie men het artikel van zijn zoon Adriaan.
Zie van Leeuwen. Bat. Illustr. bl. 968; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. IV. bl. 457, 463, 464, 468, 505, D. V. bl. 14, 34, 295 met portr.; van Wijn, Bijv. en Aanm. D. VI. bl. 28; Dezelfde, Naleezing. D. I. bl. 223; Collot d'Escury, Holl. roem, D. II. bl. 22, 23, Aant. bl. 67-69; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 382-384, die zich vergist in den naam zijner ouders; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl. D. III. bl. 607, St. IV. bl. 12, met portr.