maar alleenelyck door eygen ervarentheyd uytgevonden beschreven, ende na de konst afgeteeckent, Middelb. 1662, 1667, 1669, 8o 3 deelen, met 150 pl.
De beide eerste deelen werden door hem zelven uitgegeven en het derde deel, na zijn dood in orde gebragt door den Hoogleeraar Joan de Mey, door zijn weduwe Clara de Bock, opgedragen aan Gecommitteerde Raden van Zeeland. Het werk werd in 1668 ook in het Latijn vertaald, door genoemden Hoogleeraar de Mey en Paulus Veezaerdt, Predikant te Wolphaartsdijk, met hun beider aanmerkingen en bijvoegselen. Ook is het in het Fransch vertaald uitgegeven te Amsterdam 1700 in 8o 3 deelen, en in het Engelsch tot een kort begrip gebragt door M. Lister, en te Londen 1685 in 8o uitgegeven.
Vóór de Hollandsche, Latijnsche en Fransche drukken is des schrijvers afbeelding geplaatst, door Willem Eversdijk geschilderd en R. van Persijn gegraveerd, met een Latijnsch onderschrift van F. van Kuil. Ofschoon eenige stellingen omtrent de gedaanteverwisseling van sommige insekten zijn tegengesproken door onzen beroemden landgenoot Johannes Swammerdam, is Goedaert nogtans door den vermaarden de Reaumur geprezen, en zijn zijne misvattingen door dezen wel erkend, maar verschoonlijk geacht, vermits hij zijn werk uitgaf in een tijd toen er in dat vak nog geene mededeelingen van andere gedaan waren.
Als teekenaar muntte Goedaert mede uit in bevallige landschapjes, door hem met de pen geteekend.
Zie de la Rue, Gelett. Zeel., 2de druk, bl. 61-64; Foppens, Bibl. Belg. p. 648; van Kampen, Geschied. der Ned. lett. en wetensch. D. III. bl. 140, 141; Collot d'Escury, Holl. roem, D. VII. bl. 190, 191; Biograph. univers. T. VIII. p. 306; Immerzeel, Lev. en Werk. der Kunstsch.; Kramm, Lev. en Werk. der Kunstsch.; die beiden zijn naam verkeerd schrijven.