[Aegidius Gillissen]
GILLISSEN (Aegidius) was den 12den Julij 1712 te Middelburg uit burgerouders geboren en door hen tot de zeevaart opgeleid. Meer lust tot de wetenschappen hebbende, had hij het aan zijn eigen onderzoek te danken, dat hij de lessen aan de Groningsche Hoogeschool kon gaan bijwonen. In 1736 na volbragte studiën tot proponent aangenomen, werd hij in het volgende jaar predikant te Borsselen, in 1741 te ter Neuzen, in 1745 te Bergen op Zoom en in 1746 te Vlissingen.
De roem zijner geleerdheid bezorgde hem in 1747 een beroep als Hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de Franeker Hoogeschool, welke betrekking hij in Augustus aanvaardde met eene redevoering: de praesentibus theologici fundi calamitatibus, die in 1749 te Franeker, in folio en ook in het Hollandsch vertaald het licht zag. Hij werd den 1sten April 1748 tot Doctor in de godgeleerdheid aan de Franeker en in de wijsbegeerte aan de Groningsche Hoogeschool bevorderd, en was met lof tevens als Akademie-prediker aldaar werkzaam, toen Curatoren der Leidsche Hoogeschool hem in 1765 het Hoogleeraarambt in de godgeleerdheid aanboden, welke waardigheid hij den 17den Junij aanvaardde met eene redevoering: de veterum haereticorum injusta defensione.
Ook hier toonde Gillissen zich zijner waardig, en verwierf zich door zijne geleerdheid, die allen ten dienste stond, en door zijnen heiligen wandel, aller hoogachting en liefde. De hoogleeraar te Water noemde hem ‘magnum et doctrinae accuratae parataeque et severae sanctitatis exemplum.’ In het jaar 1766 was hij Rector der Hoogeschool, en legde die waardigheid neder met eene redevoering: de fabulis Ecclesiasticis, temere arreptis ad infirmandam Evangelii veritatem. Bij besluit van Curatoren van den 7den November 1789, werd hem eene eerlijke rust toegestaan, waarvan hij nog bijna elf jaren genot had, tot dat hij op den 13den Junij 1800, aan een langzaam verval van krachten, te Leiden overleed. Hij was in 1752 te Middelburg gehuwd met Cornelia Petronella Willekens, die hem den 28sten Mei 1799 te Leiden door den dood ontviel, in den ouderdom van ruim 69 jaren. Hun zoon Aegidius, die den naam zijner moeder bij den zijnen voerde, was eerst predikant te Hekelingen, daarna te Krimpen aan de Lek, vervolgens te Leiderdorp en eindelijk te Leiden, waar hij den 15den Januarij 1841 overleed. De afbeelding van den vader ziet het licht. Deze gaf nog in druk uit:
Vorst Messias, vrede beschikkinge aan de Gelovige Kerk, en door seven helden en acht vorsten uyt de menschen, haar verlossende van het geweld van Assur, of Intre-Reden te Vlissingen, over Micha II. vs 4 en 5, Middelb. 1746. 4o.
Van deze leerrede, die tevens tot proeve kan strekken van 's mans prediktrant, is een uittreksel te vinden in de Kan-