Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 7
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 135]
| |
ger van den Burgemeester Prouning van Deventer. Ten einde deze bij de verandering van de magistraat te Utrecht als zoodanig te behouden, hadden eenige Leicestersgezinden Gerritse naar Engeland in 1588 gezonden, om zoowel van den Graaf als van de Koningin brieven aan den Graaf van Meurs te erlangen. Herhaalde malen reisde Gerritse heen en weder, en was zoo wel gezien bij Leicester, en ‘deed so wel sijn devoir in 't vererijgen van syne begheerte,’ dat hij met de verlangde brieven van de Koningin en van den Graaf, geheel overeenkomstig de begeerte zijner zenders, terugkwam. Zijne ijverige bemoeijingen ten behoeve van genoemden Burgemeester kwamen hem duur te staan. Bij de onlusten, kort daarna te Utrecht uitgebroken, werd hij door zijne muskettiers verlaten en was hij genoodzaakt te vlugten. Hij bereikte gelukkig zijn huis en verstak zich in een hooiberg. Maar door eenige burgers achtervolgd, was hij genoodzaakt te voorschijn te komen, wilde hij niet door het steken met de rapieren in het hooi gekwetst worden. Men nam hem als aanhanger van Leicester gevangen, en bragt hem met levensgevaar op het stadhuis en van daar in de gevangenis. Later onder borgtogt ontslagen, kwam hij er bij het ingestelde onderzoek omtrent zijne handelingen met eene boete van honderd gulden af.
Zie Bor, Nederl. Oorl. B. XXIV. bl. 306 (315), B. XXV. bl. 329 (14), 345 (26), 350 (29). |
|