[Gerlacus Gerlacius]
GERLACIUS (Gerlacus), geboren te Oldenzaal den 1sten Januarij 1696, was de zoon van Gerlacus Gerlacius, Predikant aldaar, en van Maria Mettingh. Zijn vader vroegtijdig verloren hebbende, werd hij naar Halle in Saksen gezonden, studeerde later te Leiden in de geneeskunde en werd aldaar waarschijnlijk tot Doctor bevorderd. Hij zette zich als geneesheer te Halle neder, en oefende sedert 1734 de praktijk uit te Ippenburen, waar hij den 7den April 1756 overleed. Hij schreef een werk over de scheikunde, waarvan zeker vermaard Hoogleeraar aan eene Duitsche Hoogeschool als de maker bekend staat, met goedvinden van Gerlacius, die, wars van allen roem, ook bedankte voor het Hoogleeraarsambt in de geneeskunde, hem zoowel in Nederland als in Duitschland opgedragen. Hij was een liefhebber en beoefenaar der Latijnsche dichtkunst, waarvan in de Boekzaal eenige proeven voorhanden zijn.
Zie Boekz. der gel. Wereld 1756. a. bl. 641-647.