in Henegouwen, beroepen, en twee jaren later, in 1819, in dezelfde betrekking aan het Athenaeum te Brugge, waar hij met ijver werkzaam was tot September 1830, toen hij wegens de Belgische onlusten genoodzaakt was te vlugten. Na zich eerst een poos te Sluis en te Middelburg opgehouden te hebben, kwam hij, met zijne vrouw, C.E. Scharbracq, en talrijk gezin, in benarden toestand te 's Hage aan; hij woonde vervolgens te Amsterdam, was aldaar van 1843 tot 1846 klerk en opzigter bij de tentoonstellingen van de Maatschappij Arti et Amicitiae, hield zich vervolgens ook eenigen tijd te Utrecht en te 's Hage op, en overleed in zijne geboorteplaats den 9den September 1852. De Koning beloonde zijne in België bewezene diensten, door hem, na zijne vlugt uit Brugge, een buitengewoon pensioen toe te leggen, hetwelk echter niet voldoende was om in de behoefte van zijn gezin te voorzien, weshalve hij zich ook onledig hield met het leveren van artikels aan eenige dagbladen, in het bijzonder aan den toenmaligen Avondbode.
Van Genabeth was Lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, sedert 1830, en lid van het Genootschap van Vaderlandsche taal en letteren te Brugge, sedert 1820. De volgende geschriften zijn van hem in druk verschenen:
Redevoering over het noodzakelijke van de aankweeking der volkstaal en de genoegens daarmede verbonden, Brugge, 1820. 8o.
Redevoering over het ongegronde der vooroordeelen tegen de Nederlandsche taal, 's Hage, 1821. 8o.
Beginselen der Nederduitsche taal, Brugge, 1821. 8o.
De Godspraak der 16de eeuw, tooneelvoorstelling, gelezen in de kon. Maatsch. van Vaderlandsche taal en letterkunde te Brugge, den 9den van Bloeimaand 1823, bij gelegenheid dat Z.M. onze geëerbiedigde Koning deze stad met Hoogdeszelfs tegenwoordigheid vereerde (Brugge 1823) 8o.
Zede- en letterkundige lessen, of Bloemlezing uit prozaschrijvers en dichters, Brugge (1828) 8o. I deel; 2de vermeerderde uitgave Amst. 1833. 8o. 2 deelen.
Veertien jaren in Belgie en vlugt uit Brugge, Amst. 1831. 8o.
De vermoedelijke gevolgen van den tegenwoordigen toestand van het Koningrijk der Nederlanden, Amst. 1836. 8o.
Iets over de beoefening der Nederduitsche taal- en letterkunde in Belgie; geplaatst in de Utrechtsche courant van 12 Augustus 1842. fol.
Eenige woorden aan alle voorstanders onzer moedertaal, bijzonder aan de leden van het in September 1850 te Amsterdam gehouden tweede Nederlandsch letterkundig congres, met een snuifje uit de oude Belgische doos, Haarl. 1851. 8o.
In 1847 verscheen van hem te Amsterdam een plan van inteekening op eene verzameling van redevoeringen, tooneelstukken en verspreide lettervruchten, waaraan echter geen gevolg schijnt gegeven te zijn.