[Cornelis Gébel]
GÉBEL (Cornelis), geboren te Scheveningen den 2den April 1793, was smid, reeder, lid van de plaatselijke schoolcommissie, van den gemeenteraad te 's Gravenhage en van onderscheidene geleerde Genootschappen en Maatschappijen. Hij bezat een natuurlijk dichttalent en onderscheidene stukjes in Jaarboekjes leveren daarvan het bewijs. Afzonderlijk gaf hij uit:
De vischpink in den storm, 's Hage, 1826. 8o.
Tafereel eener ontvlugting van drie Scheveningsche visschers met een bootje uit Engeland naar Holland, in Januarij 1781. s' Hage, 1831. 8o. 2de druk ald. 1832. 8o.
Ada, 's Hage. 1841. 8o. 2de druk.
Hulde aan de kunstenaars.
Den 30sten November 1813.
Lof, Cantate bij de inwijding van het orgel te Scheveningen, 14 September 1847.
Dichtregelen uitgesproken na de aanspraak van den Burgemeester Mr. G.L.H. Hooft, ter gelegenheid van de inwijding der nieuwe vergaderzaal van den Gemeenteraad van 's Gravenhage 3 Jan. 1854.
Gebel was bijzonder ervaren in den Scheveningschen tongval. Hij gaf daarvan een blijk in het Verhaal eener gebeurtenis te Scheveningen in den jare 1697, in proza, geplaatst in den Overijsselschen Almanak voor oudheid en letteren, 1846, bl. 52-59 en door een vers in dien tongval getiteld: de Orkaen, van bl. 60-67 mede in dien Almanak te vinden.
Hij overleed te Scheveningen den 17den Februarij 1859.
Zie Algem. Handelsbl. 1859. 2 Maart; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leid. D. I. bl. 293, 294, D. II. bl. 547; Handel. van dezelfde Maatschappij 1859.