[Casper Gaster]
GASTER (Casper) werd te Rasdorf in Fulda, hertogdom Keurhessen, den 11den Mei 1787 geboren. Op den 1sten Januarij 1801, dus op zijn veertiende jaar, trad hij als tamboer in Hollandsche dienst bij het 3de bataillon der 2de halve brigade, werd daarbij op den 14den Maart 1804 tot korporaal bevorderd, en ging bij inlijving op den 4den Junij 1805 over bij het 2de regiment van linie, en later, insgelijks bij inlijving, op den 3den October 1810 bij het 130ste regiment Fransche infanterie, hetwelk zich in Spanje beroemd maakte. Bij dat regiment werd hij op den 3den November 1810 tot fourier en den 26 Augustus 1811 tot sergeant bevorderd. Vervolgens werd dat regiment ingelijfd in het 1ste regiment Garde grenadiers, den 8sten April 1813, zoodat hij weder gewoon grenadier was der garde. Deze achteruitstelling in rang werd vergoed door de plaatsing als grenadier, daar dit een korps was, waarvan men het tot eene eer beschouwde bij hetzelve te dienen. Op den 1sten Maart 1814 werd hij tot korporaal bevorderd, en den 8sten Julij bedankt.
Gaster trad vervolgens in Nederlandsche dienst als korporaal bij het 11de bataillon, daarna bataillon van linie No. 4, den 27sten Julij 1814, waarbij hij op den 7den Maart 1815 tot sergeant, en op den 19den Februarij 1819 tot tweede luitenant vaandrig bij de 11de afdeeling werd bevorderd. Den 16 Augustus 1829 werd hij tot eerste Luitenant benoemd en in 1830 bij de 13de afdeeling overgeplaatst. Op den 27sten Maart 1841 op nonactiviteit gesteld, werd hij op den 8sten October 1842 aangesteld tot eerste Luitenant bij het voormalige garnizoensbataillon. Hij werd in 1846 tot Kapitien bevorderd en in dien rang in 1848 gepensioneerd. Hij overleed te Gorinchem den 23sten Februarij 1858 en was gehuwd met Margaretha Lindwurm, die hem drie dochters en een zoon schonk.
Gedurende zijne militaire loopbaan heeft Gaster deelgenomen aan de veldtogten in Duitschland (1801), in Oostenrijk (1805), in Pruissen (1806 en 1807), in Spanje (1818-1812), in Saxen (1813), in Frankrijk (1814-1815). Hij was in 1830 op de Citadel te Luik, nam in 1831 deel aan den tiendaagschen veldtogt en vertoefde van 1832-1834 in de vesting Maastricht.
Bij Straalsund werd hij den 1sten April 1807 door een geweerkogel aan het linkerbeen gekwetst. In Spanje kreeg hij den 10den April 1811 een lanssteek in de linker dij, en in den slag bij Hanau werd hij den 29sten October 1813 door een bajonetsteek getroffen.
Hij werd den 8sten October 1813 benoemd tot Ridder van het Legioen van eer, en was versierd met het Metalen kruis en met de St. Helena Medaille, door Keizer Napoleon III in 1857 ingesteld.
Uit medegedeelde familieberigten bijeengebragt.