[Jacob Gargon]
GARGON (Jacob), kleinzoon van Mattheus Gargon' voornoemd, en zoon van Petrus Mattheus Gargon' laatstelijk predikant te Vlissingen, en van Geertruid van der Stelling, werd den 12den September 1728 te Hulst geboren genoot, van 1740 tot 1744 te Middelburg het onderwijs in de Latijnsche taal, vervolgens te Vlissingen, vertrok in 1746 naar de Utrechtsche Hoogeschool en werd na de voltooijing zijner studien tot proponent aangenomen. Hij werd in 1753 predikant te 's Gravenpolder in Zuid-Beveland, huwde in dat jaar met Constantia de Cliever, doch het in 1766 plaats hebbende overlijden van deze vrouw drong hem zich als Hollands predikant te Petersburg aan te bieden, waarna hij in 1770 als zoodanig werd beroepen en den 30sten September aldaar zijne intrede deed. Zijne zwakke gezondheid en het kleine getal leden zijner gemeente drongen hem eene andere standplaats te zoeken en zijn ontslag te vragen. Hij verkreeg zulks eervol, en kwam in Julij 1775 behouden in het vaderland aan, was vervolgens eenigen tijd hulpprediker te Utrecht, bood zich aan als predikant bij de vakante gemeente te Berbice, werd er beroepen, trad in 1775 andermaal in het huwelijk met Wilhelmina van Vloten, en deed den 5den Januarij 1777 zijne intrede op zijne nieuwe standplaats.
Tijdens zijn verblijf te Rio-Berbice schreef hij een Historisch berigt aangaande de Hollandsche Gereformeerde Kerken in Rusland, hetwelk naar het oorspronkelijk handschrift is medegedeeld door den Hoogleeraar Kist, in het, met den Hoogleeraar Royaards uitgegevene, Nieuw Archief voor Kerkelijke Geschiedenis inzonderheid van Nederland, 1ste deel bl. 1-83.
Zie dat Archief, bl. 4, 5, 62-69.