leerd hebbe, nu die man, ofschoon tijd, lucht- en landstreek en omstandigheden geheel verschillen, zoo sterk en zoo in alles, en dat bijna met dezelfde woorden, met mij instemt.’
Ons bestek laat niet toe breeder uit te weiden over de verdiensten van Gansfort op het gebied der godgeleerdheid, en van den gezegenden invloed, dien hij door mond en pen op zijne tijdgenooten uitoefende. Op het artikel Erasmus hebben wij het gezegd, dat, waar wij geroepen zijn het leven van zulke vermaarde mannen te schetsen, wij, zelfs met meerdere uitgebreidheid, nog altijd onvolledig zullen zijn, en dit gezegde is ook hier van toepassing. Maar betreurden wij het teregt dat den grooten Rotterdammer eenen hem waardigen vaderlandschen geschiedschrijver mist, hier, aan het slot van het artikel over den niet minder beroemden Groninger, mogen wij ons in het tegendeel verheugen. Hebben mannen als Hardenberg en anderen in vroegere dagen zich met het schrijven van 's mans geschiedenis onledig gehouden, in onze dagen was het de Hoogleeraar Muurling, die ons nader met zijn leven en zijne verdiensten bekend maakte. In diens werken, en in de verder hier genoemde bronnen, ontvingen wij een getrouw verhaal omtrent den man, die, om zijne veel omvattende geleerdheid en buitengemeene helderheid van geest, door zijne tijdgenooten het licht der wereld genoemd werd, maar die, het zijn de woorden van den eerwaarden Diest Lorgion, al zijn licht van Christus ontleende, en in wiens schatting deze alleen het licht der wereld is.
Zie Hardenbergii vita Wesseli Groningensis, vóór de Opera Wesselii, Gron. 1614, en gevolgd door (van Heussen en van Rijn) Oudhed. van Gron. bl. 107-130; Effigies et vitae Professorum Academ. Gron. et Omlandiae (Gron. 1654).; Foppens, Bibl. Belg. p. 1163, 1164; Goezius, Commentatio hist. theol. de Joanne Wesselo, Lub. 1719; Tegenwoordige staat van Stad en Lande, D. II. bl. 92, 93; Ypeij, Geschied. der Krist. Kerk in de 18de eeuw, D. I. a. bl. 5; Dezelfde, Leerrede ter Gedacht. van de verdienst. der Nederl. vaderen betrekk. het werk der Kerkherv.; Ypeij en Dermout, Geschied. der Ned. Herv. Kerk. Zie het Regist. op Goesevoet; Levensbeschr. van Ned. Mann. en Vrouw. D. V. bl. 261-273; Westendorp, Jaarb. D. II. bl. 369, 370, 659-662; Hofstede de Groot, Geschied. der Broederenkerk te Gron. bl. 14; Kist en Royaards, Archief en Nederl. Arch. voor Kerk. Geschied. Zie de Regist., op Wessel; Delprat, Verh. over de Broedersch. van G. Groote, bl. 75, 93, 101, 104, 138; W. Muurling, Comment. de Wesseli Gansfortii cum vita tum meritis etc. Traj. ad Rhen. 1831; Dezelfde, Oratio de Wesseli Gansfortii principiis atque virtutibus, Amst. 1840;
Ullmann, Johan Wessel etc. ook in het 2de deel van zijne Reformatoren vor der Reformat. in het Holl. vert. door Munting en in 1835 te Leiden uitgegev; Gron. Volks-Alm. 1842, bl. 1-13 met portr.; Diest Lorgion, de voorbereid. der kerkherv. IV; Glasius, Verh. over Erasmus als Nederl. Kerkherv. bl. 272; Dezelfde, Godgel. Nederl. D. I. bl. 489-500; Muller, Cat. van portrett.