[Nicolaas Cornelis de Galliéris]
GALLIÉRIS (Nicolaas Cornelis de), zoon van Jakob Izak de Galliéris en van Johanna Magdalena Kruitman, werd geboren te Oosterwijk den 6den April 1778. Reeds in 1793 begon hij zijne militaire loopbaan, bij het infanterie regiment Oranje-Gelderland, als kadet, en nam Vaandrig zijnde bij de omwenteling in 1795 zijn ontslag. Hij had toen reeds alle veldslagen tegen de Franschen in de Zuidelijke provincien in 1793 en 1794 bijgewoond. In 1806 ging hij in Russische dienst over, werd den 4den Februarij 1807 Ritmeester bij het regiment garde kurassiers, in 1812 Chef van een eskadron, en in 1813 wegens zijne dapperheid, betoond in den slag bij Culm, bevorderd tot Majoor.
In 1814 nam hij zijn ontslag en trad weder in Nederlandsche dienst, werd Majoor titulair en geplaatst bij het 3de regiment dragonders; later afdeeling kurassiers No 3.
Bij het Russische leger woonde de Galliéris in 1807, 1808 en 1809 den veldtogt tegen de Turken bij. In 1809 en 1810 streed hij tegen de Polen bij Krakau en Limberg, en in 1812 was hij tegenwoordig bij de belangrijkste gevechten in Rusland tegen de Fransche legers. Bij Krasnoi werd hij door een geweerkogel ligt gewond aan het linker been. In 1813 streed hij bij Lutzen, Bautzen, bij Koningstein en Culm, en even voor het gevecht, bij laatstgemelde plaats, behaalde hij met zijn eskadron belangrijke voordeelen op twee regimenten vijandelijke kavallerie, waarvoor hij door den Keizer van Rusland benoemd werd tot Ridder der Wladamir orde. Ook bij Leipzig streed hij in de Russische gelederen, maakte in het volgende jaar den veldtogt in Frankrijk mede, en streed in 1815 bij Waterloo in de gelederen van het Nederlandsche leger, bij welke gelegenheid hij door eenen houwitser aan het regter been werd gewond. Voor zijn gedrag in dien slag gehouden ontving hij de militaire Willemsorde 4de klasse.
Na onderscheidene rangen doorloopen te hebben, werd hij in 1826 benoemd tot Kolonel en Kommandant der afdeeling kurassiers No 9, en nam in die betrekking deel aan de krijgsverrigtingen van de jaren 1830 en 1831.
Vóór Leuven, op den 12den Augustus 1831, trof hem de zelfde kogel die zijn zoon, Christiaan Gerardus, 1ste Luitenant adjudant bij het regiment kavallerie, dat zijn vader kommandeerde, den voet verbrijzelde, en hem het linker been zoodanig wondde, dat het moest worden afgezet, ten gevolge waarvan hij is gepensioneerd geworden.
Van Koning Willem I ontving de Galliéris, tot er-