Friesland aangesteld tot historieschrijver van dat gewest. Als zoodanig werd hij door Joannes van der Waeijen, hoogleeraar in de godgeleerdheid te Franeker opgevolgd, nadat hij in 1688 overleden was. Hij vermaakte zijne boeken en handschriften aan zijne eenig overgeblevene zuster, uit welker nalatenschap zij aan het Gabbema-Gasthuis te Leeuwarden zijn overgegaan. De bestuurders van dit gesticht, tevens voogden van het Old Burger-Weeshuis, hebben het gebruik dezer talrijke stukken van groote geschied- en letterkundige waarde, voor eenige jaren afgestaan aan het Friesch Genootschap, en worden ze in Frieslands Kabinet van Oudheden op het Paleis van Justitie te Leeuwarden bewaard, met bijgevoegd Inventaris en Leven, in 1835 opgemaakt door den Heer W. Eekhoff.
Ongetwijfeld bezat Gabbema groote verdiensten. Hij was ‘opgepropt vol van geleerdheid, evenwel soberkens bedeeld van gezond oordeel en ledig van allen goeden smaak.’ Hij beoefende de Grieksche en Latijnsche letteren, de Friesche taal, de Latijnsche en Nederduitsche dichtkunde, de geschiedenis, voornamelijk die van Friesland en de plantenkunde. Van dat alles kunnen de door hem geschreven en bezorgde werken getuigen, waarvan wij hier de lijst laten volgen.
T. Petronii Arbitri Satyricon et diversorum Poëtarum lusus in Priapum, item Pervigilium Veneris Ausoniique cento nuptialis et Cupido cruci affixus, Ultr. 1654. 8o.
Catullus, Tibullus et Propertius, cum selectis variorum commentariis, Traj. 1659. 8o.
Viglii Zwichemii ab Aytta Epistolae Politicae et Historicae ad Joachimum Hopperum, Leovard. 1661. 12o.
Epistolarum ab illustribus et claris viris scriptarum centuriae tres. Quas passim ex autographis collegit ac edidit S.A. Gabbema, Harl. 1663 12o.
Sommige exemplaren dragen als plaats en jaartal van uitgave Groningen 1666. Het werk zelf werd, vermeerderd met twintig brieven, herdrukt te Harlingen 1669. 12o.
Gijsbert Japiks Friesche Rijmlerije, 2de uitgave, Leeuwarden 1681. 4o Het tweede deel werd door Gabbema er bij gevoegd.
Friesche Lust-Gaarde ofte Boom- Heester- Bloem- en Kruyd-Waarande, bestaande uyt der Gewaszen Beschrijvinge, die in Hoog- en Neder- Duyds land- en de aangrenszende Landschappen bekent zijn, Leeuw. 1686. 4o.
Het hooglied Salomons in rijm gesteld, Leeuw. 1654. 4o.
Dit is het eenige gedicht door Gabbema afzonderlijk uitgegeven. In Klioos Kraam (Leeuw. 1657), D. I en II, in den Hollandschen Parnas (Amst. 1660) en in de werken van J. Nijenborch worden mede Nederduitsche verzen van hem gevonden die echter zeer beneden het middelmatige zijn.
Verhaal van de stad Leeuwaarden, waar in niet alleen den oorsprong enz. der stad wordt aangeweezen, maar ook de twis-