Hij maakte zich vervolgens beroemd door in September 1441 te Utrecht een steek- of tournooispel aan te leggen, waar hij boven andere ridders uitmuntte. Hij werd in 1449 wegens verzet tegen Bisschop Rudolph van Diepholt gevangen genomen, doch op verzoek van Jan van Lannoi, Stadhouder van Holland en Zeeland, en met afstand van vele zijner heerlijkheden, ontslagen, doch gebannen. In 1455 door Bisschop Gijsbrecht van Brederode teruggeroepen, geraakte hij weder in het bezit zijner goederen, en strafte in 1457 de wederspannige burgers van Wijk bij Duurstede. Verder wordt zijn naam in de geschiedenis niet vermeld en hij is omstreeks 1459 overleden. Hij was gehuwd, eerst aan Johanna van Ligne, daarna aan Margaretha van Schoonvorst, doch stierf kinderloos. Zijne heerlijkheid Abkoude en de stad Wijk bij Duurstede, met het slot, vervielen aan het Sticht, welk het vruchtgebruik dezer goederen voor veertienduizend gulden van hem gekocht had. De bastaard Anthonij van Bourgondië betwistte evenwel later dat eigendomsregt, en de Staten van het Neder-Sticht waren, op aandrang van Karelde Stoute, genoodzaakt andermaal daarvoor nog dertienduizend gulden aan hem uit te betalen.
In hoeverre het verhaal waar is, dat Jakob van Gaasbeek zijn eenigen zoon in drift met zijn stok zoodanig op het hoofd sloeg dat deze het bestierf, durven wij niet beslissen.
Zie Burman, Utrechtsch. Jaarb. D. I. bl. 87, 88, 103, 106, 241, D. II. bl. 11, 42, 131-134, 296, 344, 395; (van Heussen en van Rhijn) Oudhed. van Deventer, D. II, bl. 49; Hoogstraten, Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 360, 361, D. II. bl. 583; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl. D. II. St. II. bl. 496, 504, 518, St. III. bl. 87, 98, 102; Kronijk van het Hist. Gen. te Utr. D. V. bl. 286, D. VII. bl. 276, 278, van der Chijs, de Munten van Holl. en Zeel. bl. 156; De Navorscher D. I. bl. 154, 184, 185, 209, 210.