Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 6

[Johannes Fungeri]

FUNGERI (Johannes) of Fungerus, eigenlijk Jan Fongers geheeten, werd te Leeuwarden geboren, alwaar zijn vader, mede Johannes genaamd, Rector der Latijnsche school was. Na het voorbereidend onderwijs zoowel van zijnen vader als van anderen in zijne geboorteplaats ontvangen te hebben, vertrok hij naar de Leuvensche Hoogeschool en vervolgens naar die van Keulen, waar destijds Suffridus Petrus de regtsgeleerdheid onderwees. Door ijverige studie tot candidaat in de regten en in de geneeskunde bevorderd, reisde hij naar Frankrijk en Duitschland, waar hij met onderscheidene geleerden vriendschapsbetrekkingen aanknoopte. In het vaderland wedergekeerd, werd hij in 1584 Rector te Bolsward, in 1592 Rector te Leeuwarden en in 1607 tot het bestuur der school te Franeker geroepen. In alle deze betrekkingen verwierf hij veel lof, door zijne vatbare leerwijze. Ja, zoo groot was zijn roem, dat hij meermalen van het buitenland belangrijke aanbiedingen kreeg, om Nederland te verlaten en zich elders te vestigen, waaraan hij evenwel geen gehoor verleende. Meermalen tot regeringsbetrekkingen geroepen, bedankte hij er voor, omdat hij alleen voor de vorming der jeugd wilde leven en in de beoefening der Latijnsche dichtkunst zijn eenigst genoegen vond. Hij overleed te Franeker in 1612, en werd aldaar in de St. Martini-kerk begraven, waar zijn graf met een latijnsch opschrift voorzien werd. Hij was gehuwd met Ludts Wybes, eene dochter van Wybrandus Hallumensis, Praeceptor te Leeuwarden.

Fungérus was een man die, in schier alle wetenschappen ervaren, bijzonder uitmuntte in de kennis der regten, de ge-

[p. 273]

neeskunde, de talen en oudheden. De letteren hebben echter het meest aan hem te danken door zijne geschriften, die getiteld zijn:

De puerorum disciplina et recta educatione, Lugd. Bat. 1584. 8^o.

Sylva carminum, in qua varia epigrammata et epitaphia doctorum ac illustrium virorum patriae continentur, Lugd. Bat. 1585. 8^o.

Nova proverbiorum farrago, tam ex Graeeis, quam Latinis auctoribus collecta, Lugd. Bat. 1585. 8^o.

Sacrorum carminum sylloge, in qua continentur Messiados libri III, item Hymnus in laudem Trinitatis cum graeca paraenesi ad pietatem, Lugd. Bat. 1591. 8^o.

Procerum Belgicorum epicinia, Lugd. Bat. 1595.

Symbolorum Ethicorum explicationes, Fran. 1598.

Etymologicum Latinum ex probatissimis Philologis, Philosophis etc. in unum corpus collectum, antiquitatibus et animadversionibus passim refertum, Francof. 1605. 8^o.

Etymologicon Trilingue, Latinum, Graecum et Hebraicum, Lugd. 1607. 8^o. Meermalen herdrukt, voornamelijk in 1658 in 4^o. met eenen veranderden titel. Er zijn ook schrijvers die meenen dat de beide laatstgenoemde werken niet van elkander verschillen,

Variorum carminum Sylva, Fran. 1607.

Carminum moralium priorumque libri tres, Fran. 1611.

De conflagratione mundi etc. 8^o.

Verscheidene gedichten van Fungerus worden gevonden in de Deliciae Poëtarum Belgicorum T. II. p. 428. Ook door zijne aanteekeningen op Hesychius maakte hij zich verdienstelijk.

Zie Sweertius, Ath. Belg. 426; Suffrid. Petrus, de Script. Fris. p. 467-470; Foppens, Bibl. Belg, p. 643, 644; Saxe, Onom. Literar. T. III. p. 528, 529; Columba en Dreas, Naaml. der Pred. in de Class. van Dokkum, bl. 141 noot; de Wal, Orat. de clar. Fris. Jarecons. p. 22, Annotation. p. 70-76; Hoeufft, Parnas. Latin. Belg. p. 85, Pecrlkamp, De poët. Latin Nederl. p. 230-231.