Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 6
(1859)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 192]
| |
opleiding aan de Latijnsche school zijner geboorteplaats, studeerde vervolgens aan de Utrechtsche Hoogeschool in de godgeleerdheid, en verwierf zich de achting en toegenegenheid zijner leermeesters, inzonderheid van de Hoogleeraren Heringa en van Oordt, die hem onder hunne meest uitstekende en geliefdste leerlingen telden. In 1812 tot proponent bevorderd, aanvaardde hij op den 10den October 1813 de Evangeliebediening te Slijk-Ewijk en Oosterhout, vertrok in 1817 naar Muiden, in 1821 naar Doetinchem, in 1822 naar Delft en in 1826 naar Utrecht, van waar hij in 1827 naar Amsterdam werd beroepen, voor welk beroep hij evenwel bedankte. Hij werd in 1854 emeritus en overleed den 29sten Julij 1857 te Doorn, werwaarts hij zich tot herstel van zijne wankelende gezondheid begeven had. Hij was gehuwd met Mejufvrouw Catharina Geertruida van Rossem, die hem, behalve twee dochters, twee zonen schonk, Cornelis Marinus, thans Hoogleeraar te Groningen, en Walraven, thans Predikant te Rotterdam. ‘Francken,’ zoo zegt de Kerkelijke Courant in haar berigt van zijn overlijden, ‘was een man met een helder hoofd en een warm hart. Eenvoudigheid, opgeruimdheid, welwillendheid, vriendelijkheid, dienstvaardigheid, inschikkelijkheid en tevens zelfstandigheid waren de trekken van zijn beminnelijk karakter en zijn aangenamen omgang. Zijne Evangelie-prediking getuigde van zijne naauwkeurige, grondige kennis, van zijn vast en hartelijk geloof, van zijne warme liefde voor den Heer, dien hij predikte, en kenmerkte zich door rijkdom van zaken en degelijkheid, door helderheid en levendigheid van voorstelling, door zuiverheid van taal en fraaiheid van stijl, en bovenal door hartelijkheid en gemoedelijken ernst. Hij cefende door prediking en omgang op vele studenten eenen gunstigen invloed uit, en was een met de daad deelnemend vriend voor gelukkigen en ongelukkigen.’ Zeer ervaren was Francken in het kerkregt, en naauwkeurig was hij bekend met de kerkelijke wetten. Hiervan gaf hij overvloedige blijken, in de betrekking van Secretaris van het Provinciaal Kerkbestuur van Utrecht en van het Provinciaal collegie van toezigt. In 1844 en 1845 nam hij het praesidium der Synode waar, tot welke hoogste kerkvergadering hij meermalen was afgevaardigd. Hoogst verdienstelijk maakte zich Francken als lid van de commissie tot de uitgave der Evangelische gezangen, waartoe zijne naauwkeurigheid, zijn goede smaak en dichterlijk talent hem bijzonder geschikt maakten. Het provinciaal Utrechtsch Genootschap benoemde hem tot deszelfs medelid, en Koning Willem II erkende zijne verdiensten, door hem tot Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw te verheffen. | |
[pagina 193]
| |
Door Francken zijn, behalve eenige traktaatjes, in druk uitgegeven de volgende stukken: Verscheidene opstellen in het Dagboek ten gebruike bij den Bijbelschen Almanak, Leiden, 1836 en volg. Over de waarde der vrouw, geplaatst in de Fakkel van 1837. Raad van een vader aan zijnen zoon bij diens vertrek naar de Hoogeschool, 2de druk. Schoonhov. 1852. 8o. Brief aan een jongen vriend na het afsterven van den Hoogleeraar A.C.G. Suerman, 's Hage, 1840. 8o. Leerrede over Genesis XII:2b, Utr. 1843. 8o. (Met J.E. Veltman.) Toespraken bij gelegenheid der algemeene vergadering van het Nederlandsche zendeling-genootschap, op den 19den Julij 1843, gehouden te Rotterdam, Rott. 1843. 8o. Opwekkende rede, ter bevordering van betamende geestdrift bij het werk der Evangelie verbreiding, Rott. 1846. 8o. Iets over het kerkelijk bestuur bij de Hervormden in Nederland, Utr. 1847. 8o. Leerrede over Coloss. II. vs. 6, bij de bevestiging van lidmaten der gemeente, ter aanprijzing van getrouwe verbindtenis aan hunnen Heer, Utr. 1849. 8o. De hooge waarde der Evangelie-geschiedenis voor vroege huiselijke opvoeding, geplaatst in Licht, Liefde, Leven, Jaargang 1856. Gedichtjes. Na zijnen dood uitgegeven door zijn zoon Ds. W. Francken, Utr. 1858. 8o. Van deze gedichtjes zijn er drie opgenomen in den bundel Christelijke Gezangen bij de Hersteld-Evangeliesch-Luthersche Gemeenten in Nederland, 1857.
Zie Kerk. Courant 22 Aug. 1857, door ons hier gevolgd en uit famielieberigten aangevuld; S.G. Jorissen, Herinnering aan A. Francken, geplaatst vóór de Gedichtjes, bl. 8-16; Brinkman, Naaml. van Boek. bl. 210, 690. |
|