het eskader van het Noorderkwartier, en muntte hij, gelijk altijd, door moed en beleid uit. Hij bood in den slag op den 8sten November, tegen de Zweedsche zeemagt onder den Admiraal Karel Gustaaf Wrangel, de Zweden moedig het hoofd, ging de zijnen kloekhartig voor op den weg der eere, noodzaakte den vijand, die reeds op zijn schip was, tot tweemalen toe te wijken, doch werd daarbij doodelijk gewond en had het geluk niet de Zweden te zien afdeinzen en met Wassenaar in zegepraal Koppenhagen binnen te zeilen. Zijn lijk, op bevel van den Koning van Denemarken gebalzemd, werd naar het vaderland gevoerd en den 7den November met groote plegtigheid te Hoorn in de Groote Kerk ter aarde besteld. De Koning van Denemarken had, uit dankbaarheid jegens den gesneuvelden held, het deksel zijner doodkist met zwart fluweel doen overtrekken, met zilveren en zwarten franjen omzet, en aan de vier hoeken met engelen van zilver bevestigd, en voorts met een vereerend opschrift, op eene zilveren plaat, voorzien. Dit deksel wordt nog bij de nazaten van den held te Hoorn bewaard. De Staten schonken aan zijne weduwe eene som van drie duizend gulden, om daarvoor eene prachtige tombe boven zijn graf te doen oprigten. Deze tombe, door S. van Campfort ontworpen en vervaardigd, en waarvan de Heer Abbing, in zijn hier aan te halen werk, eene uitvoerige beschrijving geeft, werd bij den brand der Groote Kerk te Hoorn in 1838 onherstelbaar beschadigd. De wapenrusting, die boven de graftombe hing, is niet vernield, en wordt, zooveel mogelijk hersteld, nog bewaard. Op de graftombe zelve was de afbeelding van den Vice-Admiraal en daarboven een ovaal van zwarten leisteen, waarop de volgende dichtregelen van Hendrik Bruno met gouden letteren waren uitgehouwen:
Pieter Floris soon.
Die als een held, den Brit, den Portugees, den Sweedt,
Voor Britlandt, Portugal en in de Sondt bestreedt,
Die Koppenhaven hielp ontzetten door zijn kiel;
Rust hier, de Hemel is de Haven van zijn ziel.
Geschoten en gestorven den 8 November 1658.
Tijdens het verblijf van Peter I, Keizer van Rusland, in 1717 hier te lande, gaf deze vorst, de thans afgebrande Groote Kerk te Hoorn bezoekende, zijne begeerte te kennen, het lijk van den dapperen vlootvoogd te zien, en is alstoen de graftombe geopend geworden. De afbeelding van Pieter Florisz ziet op onderscheidene wijzen het licht.
Zie Brandt, Lev. van de Ruiter, bl. 34, 41, 46, 68, 99, 154, 156; Centen, Verv. der Hist. van Enkh. bl. 154, 170, 171, 172, 177, 189, 199, 200, 201; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XII. bl. 222, 468; van Wijn, Bijv. op Wagenaar, D. XII. bl. 106; Dezelfde, Nalez. D. II. bl. 163; Scheltema, Rusl. en de Nederl. D. III. bl. 418, 419; van Orden, Voorl. over Pieter Florisz