van bezwaren te bewerken. Toen hij daarin noch bij de regering, noch bij den Stadhouder Willem IV slaagde, rigtte hij eene compagnie burgers op, die hij den naam van Oranje-Vrijcompagnie gaf, en waarbij hij den rang van Majoor bekleedde. Hij geraakte hierdoor zoo in haat hij de regering, dat hij, op zekeren nacht met gezelschap voorbij het Stadhuis gaande, door de aldaar wachthebbende soldaten gescholden, geslagen, mishandeld, en zelfs zijn dochtertje door een geweerschot gekwetst werd. Hij begaf zich hierop naar den Haag, om bij den Stadhouder klachten in te leveren, en werd bij zijne terugkomst gevangen genomen, om zijn gehouden gedrag gevonnisd en den 24sten April 1750 opgehangen. Toen de Stadhouder later de nog voortdurende geschillen door onpartijdigen liet onderzoeken, bleek het, dat, zoo al Fledderus niet geheel onschuldig was, hij echter nog lang niet de galg verdiend had. De overige betrokken personen in deze zaak, waarvan het verhaal elders uitvoerig te boek gesteld is en die ons te weinig belangrijk voorkwam om er breeder over uit te weiden, werden op vrije voeten gesteld en Fledderus, ofschoon te laat, in zijne eer hersteld. Zijne weduwe verwierf verlof om het lijk van haren man bij de galg op te graven en hetzelve eene eerlijke begrafenis te verleenen.
Zie Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XX. bl. 361-368; Het beroerd Ned. D. III. bl. 209-251; Kok, Vaderl. Woordenb. D. XV. bl. 208-213; Woordenb. der zamenl.