detwisten te regelen en te besturen, dat hij juist daardoor vele uit- en inlanders derwaarts deed zamenstroomen. Niet lang verbleef hij te Leiden. Zijne vroegere gemeente, die hem slechts tijdelijk had afgestaan, ontbood hem terug, ook waren er familiezaken die zijne terugkeer noodig maakten. In Maart 1579 verkreeg hij op verzoek zijn ontslag. Hij wordt in 1583 nog aangetroffen als predikant zijner geboorteplaats en in 1590 als leeraar te Dieppe, schoon andere berigten melden dat hij zijne overige levensjaren te Rouaan doorbragt, alwaar hij in 1613 in vrij gevorderden ouderdom overleed. Van zijne hand zien de volgende werken het licht:
Propheticae et apostolicae, id est, totius divinae et canonicae scripturae thesaurus, in locos communes rerum, dogmatum suis divinis exemplis illustratorum, et phraseon scripturae familiarum, ordine alphabetico digestus, et Augustini Marlorati adversariis, Lond. 1574. fol. herdrukt Bern 1601 en Genève 1624, aldaar verkort in 1613. 12o.
Novum Testamentum, latine, ex versione et cum annotationibus Th. Bezae, paucis etiam additis ex Joachimi Camerarii notationibus, studio Petri Loselerii Villerii, theol. profess. Genevensis, et nunc postremo Guil. Feugerii opera. Lond. 1587. 8o.
Bertrami presbyteri de corpore et sanguine Domine liber ad Carolum Magnum imperatorem, G.F. opera emendatus et commentario illustratus, Lugd. Batav. 1579.
Responsa ad quaestiones cujusdam obscuri inquisitoris in Zeelandia delitescentis; de ecclesiae perpetuitate et notis, deque aliis quinque eodem pertinentibus capitibus, Lugd. Bat. 1579. 8o.
Zie Meursius, Athen. Batav. p. 250, 251; Haag, la France Protest. T. V. p. 109; Siegenbeek, Geschied. der Leidsche Hoogesch. D. I. bl. 28, 30, 31, Toev. en Bijl. bl. 54; Mounier toespraak aan zijne geloofsgen. enz. bl. 24; Groen van Prinsterer, Arch. T. V. p. 216; Kist en Royaards, Arch. voor Kerk. Geschied. D. IX. bl. 118, 203; Glasius, Godgel. Nederl. D. I. bl. 464, 465, D. III. bl. 656.