scheid van zijne betrekkingen te nemen, op den 20sten Maart 1568 naar Brussel vervoerd, alwaar hij, eerst in de gevangenis Treurenburg genaamd en naderhand te Vilvoorden, in hechtenis bleef, tot dat hij eindelijk in 1570 van droefheid en hartzeer in de gevangenis overleed. Dat zijn sterven niet in 1569 plaats had is, uit het door den Heer Schinkel in
zijne hieronder aangehaalde Bijdragen, genoegzaam gebleken, indien het namelijk waar is, dat hij, zooals bij Schinkel vermeld wordt, twee jaren gevangen gezeten heeft, welk berigt echter wedersproken wordt door de mededeeling van van Bleyswijck, namelijk dat hij slechts één jaar en zes weken in den kerker heeft doorgebragt, en op den 12den Maart 1569 overleden is. Na zijn overlijden zijn zijne goederen, reeds verbeurd verklaard, aan zijne betrekkingen teruggeven bij sententie van Alva van den 7den Julij 1571.
Van den Eynde was gehuwd met Elisabeth van Nieuwland, en verwekte bij haar zeven kinderen, waaronder één zoon die volgt.
Zie Bor, Ned. Oorl. B. IV. bl. 209 (148) 210 (149); van Bleyswijck, Beschrijv. van Delft, bl. 774, 775, 802; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. V. bl. 375, D. VI. bl. 61, 62, 152, 199, 200, 261-264; van Wijn, Bijv. en Aanm. D. VI. bl. 71; Scheltema, Staatk. Ned. D. I. bl. 336, 337; d'Yvoy van mijdrecht en Beeldsnijder. Verb. en Smeekschrift. der Edel. bl. 76; Schinkel, Geschied- en Letterk. Bijdrag. bl. 1-9.