Lodewijk hem het ridderkruis der orde van de Unie te schenken.
In Fransche dienst werd hij Kapitein bij de oude Garde, en nam deel aan den veldtogt in Spanje. Hij onderscheidde zich vooral op den 16den October 1811 te Maganez, alwaar hij vier en twintig uren lang met de zijnen een overmagtigen vijand tegenhield, en het hem toevertrouwde konvooi redde. Hij streed in 1813 in Saxen. Bij Lutsen bekwam hij twee zware kneuzingen, en werd tot erkenning van de diensten, daar door hem betoond, tot ridder van het legioen van eer benoemd. Hij nam in 1814 en 1815 deel aan den strijd binnen Frankrijk, onderscheide zich den 11den Februarij 1814 in den slag bij Montmirail, en bekwam dien ten gevolge het officierskruis van het legioen van eer. Eerst in het laatst van 1815 kwam hij uit Fransche dienst terug, en werd twee jaren daarna als Majoor geplaatst bij een bataillon infanterie.
Toen de omwenteling in 1830 uitbrak, was Everts kommandant van het 2de bataillon jagers met den rang van Luitenant-Kolonel, en als zoodanig heeft hij deel genomen aan vele der krijgsverrigtingen welke daarvan het gevolg zijn geweest. Voor vele belangrijke diensten, toen bewezen, werd hij, door Koning Willem I benoemd, eerst tot ridder der militaire Willemsorde 4de klasse, en na den tiendaagschen veldtogt, der 3de klasse, waarvan hem eenige jaren later het ridderkruis in brillanten door de officieren van het 2de bataillon jagers, door hem gekommandeerd, werd vereerd.
Na in 1836 tot Kolonel te zijn bevorderd, werd hij daarop belast met het bevel over het regiment grenadiers, dat hij heeft blijven waarnemen, tot dat hij den 1sten Januarij 1841 werd bevorderd tot Generaal-Majoor en Kommandant eener brigade infanterie. In die betrekking was hij nog steeds werkzaam, toen hij te 's Gravenhage op den 2den October 1846 overleed.
Bij Koning Willem II stond Everts in groot aanzien. Deze vorst verhief hem in den Nederlandschen adelstand en benoemde hem achtereenvolgend tot ridder der orde van den Nederlandschen leeuw, tot adjudant in buitengewone dienst en tot kommandeur der orde van de Eikenkroon. De Fransche Koning Louis Philippe vereerde hem in 1841 met het kommandeurs kruis van het legioen van eer, en in 1844 schonk de Keizer van Rusland hem de St. Stanislaus orde 1ste klasse.
Als bevelhebber was Everts algemeen geacht en bemind, en zijne groote militaire hoedanigheden werden door vele bevoegden naar waarde geschat, zoodat door zijn overlijden aan het Nederlandsche leger een man van ondervinding en ervaring is ontvallen, waarvan het verlies algemeen werd erkend. Bij zijne echtgenoote, Regine Ernestine Hubertine Gilslaine burggravin van Nieulant, liet hij één zoon na, G. Everts, thans 1ste Luitenant adjudant bij het regiment grenadiers en jagers. De afbeelding van Everts, naar L.J. Ledel, door Sarton, ziet, fraai gelithographieerd, het licht.