Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 5
(1859)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 255]
| |
deeld geweest in twee partijen; de eene was op de hand van den stadhouder Willem III, en tot deze behoorde Kornelis Eversdijk, de andere ijverde voor de vrijheid, en telde Nicolaas Mattheus Eversdijk onder hare voorstanders. De onmin tusschen de leden, uit deze strijdige gevoelens ontstaan, werd in 1692 vernieuwd, bij gelegenheid van het verkiezen van nieuwe Rentmeesters. De Burgemeester Nicolaas Westerwijk en de zijnen kozen Nicolaas Mattheus Eversdijk, terwijl de Baljuw Eversdijk met zijnen aanhang een ander koos. Hieruit ontstond tusschen beide partijen een grooten twist, die ter beslissing aan den stadhouder werd overgelaten. Westerdijk en zijne vrienden delfden het onderspit, bij het onderzoek dat de stadhouder bevolen had. Het was tevens diens wil geweest dat de gewone regerings-verandering zou worden uitgesteld, tot de zaak onderzocht was. Dit bevel kwam juist op den dag waarop de wethouderschap zou veranderd worden. Men besloot terstond de vernieuwing der regering uit te stellen, doch het volk stroomde naar het Raadhuis, en tegen wil en dank moest de regering met het werk, waartoe zij bijeen gekomen was, voortgaan. De uitslag bekend geworden zijnde, was het volk te vreden en ging naar huis; maar ofschoon die verkiezing buiten benadeeling van het regt der grafelijkheid, des stadhouders en der steden geschied was, nam de stadhouder zulks de regering (Westerwijk en de zijnen) hoogst kwalijk. Eenig krijgsvolk kreeg last om de stad te bezetten, maar Nicolaas Mattheus Eversdijk, die toen mede burgemeester was, weigerde, daarin gesteund door den raad, den toegang. De poorten werden als nu door het buitenstaand krijgsvolk bezet, en van wederzijden vielen er eenige vijandelijkheden voor. Op nader last van den stadhouder trok het krijgsvolk evenwel kort daarop de stad in, en nu werd de regering ontzet, Eversdijk benevens Westerwijk gevangen genomen, en hunne tegenstanders als Regters over hen gesteld. Eerstgenoemde werd kort daarna veroordeeld om met het zwaard over het hoofd gestraft en gebannen te worden, met verbeurd verklaring van zijne goederen. Op bijzonder bevel van den stadhouder bleef de schavotstraf en verbeurdverklaring achterwege, en hij werd alleen gebannen. Bij zijne vervoering des nachts op de markt gekomen, kon hij van aandoening geen woord spreken, maar, overtuigd van de regtvaardigheid zijner zaak, wees hij met de hand naar den hemel en werd onder het zuchten en schreijen der burgerij naar de schuiten gebragt, die hem en de andere veroordeelden moesten wegbrengen. Eversdijk werd naar Bergen op Zoom gevoerd, bleef daar een jaar gevangen, doch verwierf eerlang verlof van den Prins om naar Goes terug te keeren. Na den dood van dezen, werd hij weder in eere hersteld, en kwam op nieuw in de regering. Zijn verder levenslot is evenzeer onbekend als zijne geboortetijd, ouders, huwelijk enz. | |
[pagina 256]
| |
Zie Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XVI. bl. 203-230; Het beroerd Nederl. D. I. bl. 210-220; Kok, Vaderl. woordenb. D. XIV. bl. 523-542; Scheltema, Staatk. Nederl. D. II. bl. 545-546. |
|