Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 5
(1859)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 245]
| |
van beroep was. Na zijne voorbereidende studien vertrok hij naar Leuven, studeerde er in de regtsgeleerdheid onder Arnoldus de Beka en Petrus de Thenis, en werd er den 11den Junij 1493 tot doctor in de regten bevorderd. Na eenigen tijd openbaar onderwijs te Leuven gegeven te hebben, werd hij in 1498 te Brussel Officiaal van Hendrik de Berges, Aarts-bisschop van Kamerijk, daarna Deken der Collegiale kerk van St. Gudula te Anderlecht en vervolgens Deken van St. Gudula te Brussel. Hij werd van daar geroepen als Lid van den grooten Raad te Mechelen en in 1509 tot Voorzitter in het hoogste Geregtshof van Holland en Zeeland benoemd. Deze waardigheid nam hij gedurende achttien jaren met ijver en trouw waar, en was bij den inval der Gelderschen in den Haag genoodzaakt te vlugten. Toen Karel V nog prins was, en zich in 1515 te Dordrecht als Graaf van Holland wilde laten huldigen, maakte hij zulks door den mond van Everardi aan de Staten plegtig bekend. Deze vorst riep hem ten laatste in 1528 als Voorzitter van den Grooten Raad naar Mechelen, alwaar hij den 9den Augustus 1532 overleed. Hij ligt in de kerk der H. Maagd begraven, en zijn graf is met een opschrift voorzien, hetwelk in 1638 vernieuwd werd. Zijne afbeelding ziet op onderscheidene wijzen het licht. De beste in de Elogia van Miraeus met een Latijnsch bijschrift van dezen. Everardi was, na het verlaten van den geestelijken stand, gehuwd met Elisabeth van Blyout of Blyoel, of volgens anderen Eliza Blandelle, bij wie hij negen kinderen verwekte; drie dochters en zes zonen. Eene der dochters, Isabella Nicolai, was Abdisse in het St. Aagten klooster te Delft en wegens hare geleerdheid, Latijnsche taalkennis en bedrevenheid in de schilderkunst beroemd; eene tweede, Elisabeth Nicolai, is gehuwd geweest aan Diederik Deijen, die in 1549 Raadsheer van het Friesche hof werd, en in 1554 werd opgevolgd door Antonio Del Vaille, die tot huisvrouw had de derde dochter van Nicolaus Everardi, Genoveva Nicolai. Zijne zonen hebben zich allen meer of minder bekend gemaakt en zullen in dit woordenboek op hunne plaatsen behandeld worden. Hunne namen, die zij bij gemis aan een geslachtsnaam, welken toen nog aan vele familien ontbrak, voor zich kozen zijn: Petrus Hieronimus Nicolai, Everard Nicolai, Nicolaus Nicolai, met den bijnaam Grudius, Adriaan Marius Nicolai, Janus Secundus en Franciscus Nicolai. De werken door Nicolaus Everardi nitgegeven zijn getiteld: Topica Juris, sive loci argumentorum legales, Lovan. 1516. fol., ibid. 1552. 8, en meermalen te Venetie, te Lijon en te Frankfort herdrukt. Consilia sive Responsa Juris, Lov. 1554, folio. Herdrukt te Antwerpen in 1577 en 1643 en elders. Uitbundig is de lof door de beroemdste mannen, waaronder | |
[pagina 246]
| |
zelfs een Erasmus, aan Nicolaus Everardi toegezwaaid. Hij was een der alleruitmuntendste mannen en grootste regtsgeleerden, welken ooit in de Nederlanden zijn voorgekomen. Nooit heeft hij iets gedaan om winst of eer, of ter gunste zijner magtige vrienden, en nog veel minder de woorden van de wet verdrongen om zijne gedingen te winnen. Hij bezat bij zijne uitstekende geleerdheid het grootste geheugen, dat ooit iemand te beurt viel.
Zie Sweertius, Athen. Belg. p. 576; Poëmata trium fatrum Belgar. ete. L.B. 1612. p. 126, T. II. p. 53; van Bleyswyck, Beschrijv. van Delft, bl. 321; Foppens, Bibl. Belg. p. 907, 908, met portret; de la Rue, gelett. Zeel. 2de druk bl. 274-280; van Mieris, Hist. der Ned. Vorst. D. II. bl. 5, 6; Kok, Vaderl. woordenb. D. XIV. bl. 517, 518; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 335; Kist en Royaards, Archief voor Kerk. geschied. D. I. bl. 233; Dezelfden, Nederl. Archief voor Kerk. geschied. D. II. bl. 17; Muller, Cat. van Portrett. bl. 82; de Crane, Letter- en Geschiedk. verzamel. bl. 21, 22. |
|