[Nicolaas van Esch]
ESCH (Nicolaas van), ook Eschius, of Esschius genaamd, werd te Oosterwijk, in Noord-Brabant, ten jare 1507 geboren. Zijne eerste opleiding genoot hij in de fraterschool te 's Hertogenbosch. Aan de Hoogeschool te Leuven verkreeg hij het Baccalaureaat en de priesterwijding. Daarna zette hij zich te Keulen neder en gaf onderwijs aan velen. Petrus Canisius was een zijner leerlingen en ook de Hertog van Gulik zou zijn onderwijs genoten hebben, indien vrees voor het hofleven van Esch niet had terug gehouden. Van der jeugd af toch had hij eene groote neiging tot het ascetisme, en zoo zijne zwakke gezondheid hem niet had teruggehouden, hij zou de monnikspij hebben aangenomen. Zijne strenge leefregelen heeft hij zelf in het Latijn beschreven en, in het Hollandsch vertaald, komen zij achter zijne levensbeschrijving door Janssen voor.
Sedert 1538 was hij afwisselend in het Karthuizer klooster te Keulen en bij de Begijnen te Diest. Eerlang verbond hij zich meer bepaald aan de laatsten als zielzorger. In deze betrekking werkte hij met ernst en kracht. Onder de zusters voerde hij nieuwe en strenge regels in. Hij herbouwde te Diest een Franciskaner klooster voor nonnen, die zich aan de kranken verpleging te wijden hadden. Een oogenblik werd hij van ketterij verdacht, en zelfs bij den Inquisiteur Tapper aangeklaagd, maar zijne vrijspraak volgde spoedig. Daarentegen koos Maximiliaan Morillono, later Aartsbisschop van Doornik, hem tot hervormer van vele nonnenkloosters, en Granvelle benoemde hem tot Aartspriester van Diest. Hij overleed aldaar den 19den Julij 1578. Zijne afbeelding is bij Foppens.
Van Esch schreef en gaf uit de volgende werken:
Isagoge sive Introductio ad vitam introversam capessendum, geplaatst vóór het werkje van Margaretha Evangelica getiteld: Templum animae en door van Esoh te Antwerpen in 1539 uitgegeven, meermalen elders herdrukt en ook in het Hollandsch vertaald te Antwerpen in 1629 uitgegeven.
Exercitia pia, Antv. 1563, 8o. ibid. 1569. 16o. In het Hollandsch vertaald ald. 1713.
Zie A. Janssen. Leven van N. van Esch, (Leuv. 1713. 8o.); Foppens, Bibl. Belgica, p. 905, 906; Glasius, Godgeleerd Nederl. D. I. bl. 443.