gevloeid, vonden in hem een ijverig voorzitter en voorstander. Van de inrigting, om de mindere volksklasse nuttigen arbeid en eene eerlijke kostwinning te bezorgen, was hij jaren lang medebestuurder; als diaken gelukte het hem met anderen eene inrigting daar te stellen, ten einde oude lieden van de Hervormde gemeente op te nemen en te verzorgen. De groote visscherij, sedert de rampspoedige jaren van onze onderdrukking in diep verval, ja den geheelen ondergang nabij gekomen, werd mede door Erdbrink's bemoeijingen uit hare doodelijke sluimering opgewekt. Zoo was de edele man in den volsten zin des woords een menschenvriend, wiens ijver noooit terug trad, waar hij nuttig kon zijn; wiens belangstelling in al wat schoon, goed en edel was, nimmer verdoofde, en wiens dood, op den 7den Februarij 1819 voorgevallen, de school van eenen bekwamen onderwijzer en de stad zijner inwoning van een hoogst nuttig burger beroofde, wien men nog zoo gaarne jaren lang had willen behouden, en die nu in de kracht zijner jaren werd weggerukt. Op den 15den Februarij van genoemd jaar vierde het departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te Enkhuizen, op eene waardige en plegtige wijze, zijn lijkfeest.
Erdbrink was gehuwd met Mejufvrouw van der Velden; twee zonen zijn uit dat huwelijk overgebleven. Van hem ziet het licht:
Vaderlandsch Schoolboek, behelzende, in godsdienstige beschouwingen de voornaamste lotgevallen van onzen geboortegrond, Leid. 1820. 8o.
Zie Algem. Konst- en Letterb. 1819. D. I. bl. 129, 130, uit familieberigten aangevuld.