en te vragen, of zij de verbonden, met de Gelderschen gesloten, wilden onderhouden. Hij slaagde na veel moeite naar wensch. Toen Willem van Kleef Karel van Gelder was opgevolgd en met keizer Karel in 1543 het bekende verdrag had gesloten, behoorde Ercklens tot die aanzienlijke mannen, in wier vriendschap de keizer het hoogste belang stelde, en die hem door de toelegging van een jaargeld aan zich zocht te verbinden. Het verder levenslot van Ercklens is ons niet bekend.
Zie Arend, Algem. Geschied. des Vaderl. D. II. St. III. bl. 394, 567, 571, 599, 679; Kron. van het Hist. Gen. te Utrecht, D. II. bl. 142, 241, 247, 373, 375, 377, 378, 388, D. II. bl. 174, 176. D. VII. bl. 355, 357, 360, 366.