[Matthias Engelberts]
ENGELBERTS (Matthias) werd als proponent beroepen te Norg en bevestigd in Januarij 1729. Hij vertrok van daar in 1730 naar Noordlaren, in 1735 naar Meeden en in 1736 naar Delft als Gasthuis-predikant. Hij werd in 1755 wegens zwakheid ontslagen en overleed, waarschijnlijk te Groningen, in 1779. Zijn zoon volgt. Van hem ziet het licht:
Hoogstaatelyke Begraaffenisse in 't Hoogsten der Graaven der Zoonen Davids, uyt 2 Chron. XXXII. vs. 33. toegepast op de Begraaffenisse van zyne Doorlugtige hoogheid W.C.H. Friso, Prince van Orange en Nassauw, Nederlands Erf-Stadhouder enz. Delft, 1752. 4o.
Zie Boekz. der gel. wereld., 1728, a bl. 386, 1729 a bl. 122. 1730, b. bl. 638, 743, 1734, b. 255, 397, 1735, a bl. 503, 1737 a bl. 488; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. V; Brans, Kerk. Reg. der Pred. in de Class. van Zuid Holl. bl. 36.