[Sjuck Eminga]
EMINGA (Sjuck), broeder van Hessel Eminga voornoemd, hij voegde zich ten tijde der beroerten in de Nederlanden aan de zijde van den Prins van Oranje, zocht zijne veiligheid buiten Nederland, en werd in 1568 door den Spaansch gezinden Raad in Friesland gebannen. Later kwam hij terug, woonde in 1571 de inneming van Stavoren bij, en kwam in het volgende jaar met Seerp Galama te Bolsward, met algemeene procuratie van de Edelen en Eigen erfden, die zich op dien tijd te Franeker ophielden, welke inhield dat men zoowel uit Bolsward als uit Sneek gevolmagtigden naar den Prins van Oranje zoude zenden, om met hem te handelen over het zenden van krijgsvolk tot bescherming tegen de Spanjaarden. Hij werd in 1580 bij voorraad tot Grietman van Dantumadeel aangesteld, in plaats van Oene Wijtsma, die naar elders vertrokken was. Hij overleed in 1586 en was gehuwd met Fouwel van Holdinga, die hem dertien kinderen schonk, meest allen vóór hem overleden. Zij hertrouwde na zijnen dood met Albert Horenken. Zijn oudste zoon Ins was Kolonel en trouwde in 1605 met Womk Mokkema; de tweede Tjaard, in 1602 tot Hopman aangesteld, huwde met Elisabeth Coenders.
Zie te Water, verb. der Eedel. D. II. bl. 377, 378; van Sminia, Nieuwe Naaml. van Grietm. bl. 120.