[Hermanus Elconius]
ELCONIUS (Hermanus), wiens eignelijke naam zal geweest zijn Harm Elkes of Eelkes, was geboren te Harlingen, alwaar hij eerst pastoor en later predikant werd. In 1581 door de kerkmeesters en geburen van de St. Jacobiparochie te Utrecht beroepen, hield hij op Pinksteren zijne eerste proefpredikatie, die door meerdere schijnt gevolgd te zijn. Daarna onderzocht in de hoofdpunten der christelijke religie, werd hij den 24sten Julij tot predikant aangesteld, om de gemeente der stad te dienen en te leeren op den voet als Huibert Duifhuis dit had aangevangen. De regering gaf daarbij de belofte, hem tegen alle zwarigheden te zullen vrijwaren; mogten er zich echter moeijelijkheden opdoen, dan zou hij vrij kunnen vertrekken en altijd één jaar tractement tot afscheid ontvangen. Den 1sten Julij 1587 verzocht hij van den raad zijn ontslag, nadat de vereeniging tusschen de Duifhuizianen en Consistorialen door Leicester was bewerkt. Hij was namelijk naar Harlingen beroepen. Doch eerst den 1sten September 1589 liet de regering hem vertrekken met de getuigenis: ‘dat deselve Elconius hem, soo in de leere, als leven ende conversatie well ende getrouweliek heeft gedragen, als een goede ende godsalige dienaer des evangelii toestaet, sonder van eenige quade of ongesonde leere beruchtigt geweest zijn.’
Elconius was een vreedzaam man, in den geest van Uytenbogaert, met wien hij te gelijk de Utrechtsche gemeente bediende. Men noemde hem in een brief aan den prins ‘een man, zonderling geneigd om rust en vrede onder de gemeente te maken en te houden.’ Nooit vernam men anders ‘dan dat Eloonius zoekende was, met woorden en werken de eere Gods en de zaligheid der menschen, altijd vermanende tot onderlinge liefde, vrede en eendragt te behouden, waardoor hij ook door de gemeente dezer stad zeer bemind werd.’
Hij schijnt niets geschreven te hebben. Zijn geboorte - en sterfjaar zijn nog onbekend. Hij leefde nog in 1603.
Een opzettelijk onderzoek naar 's mans leven zou misschien meer van hem doen bekend worden en welligt aantoonen, dat eenige pamfletten uit die dagen, zoo al niet geheel door hem gesteld, misschien met zijne medewerking zijn uitgegeven.
Zie Greydanus, Naaml. der Pred. in de Classis van Franeker, bl. 42, 43; H.J. Royaards, Gesch. der herv. in de stad Utrecht, bl. 237, 298, 321.