sterretoren te doen daarstellen, die men door zijne ongunstige plaatsing en andere gebreken in onze dagen, door eenen meer doelmatigen, zal doen vervangen.
Ekama overleed den 24sten Februarij 1826, en zijne nagedachtenis werd vereerd door den Hoogleeraar L. Suringar, in deszelfs Rectorale Oratie, te vinden in Annales Academicae van het jaar 1826-1827, bl. 18-22 en 34. Hij was Lid van het voormalig Koninklijk Nederlands Instituut en van genoegzaam alle wetenschappelijke Genootschappen in ons vaderland. Behalve de genoemde oratie ziet van hem het licht zijne, bij de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen met goud bekroonde:
Nieuwe Antwoorden op de Rekenkundige vragen van H. Aeneae, Amst. 1803. 8o.
Alsmede in de Jaarboeken der Leidsche Hoogeschool de redevoering waarmede hij in 1823 het Rectoraat nederlag, getiteld:
De insignium, qui in Scientia Astronomica facti sunt, progressuum fundamentis, a summis in re Mathematica et Astronomica viris, partim decimo sexto, maxime decimo septimo seculo, jam praecipue jactis. Bovendien leverde hij in den Algemeenen Konst- en Letterbode menige belangrijke bijdrage, waaruit zijne sterre- en wiskundige geleerdheid is op te maken, en was hij ook lid van de commissie tot de redactie van den Zee-Almanak.
Zie Algem. Konst- en Letterb. 1826. D. I. bl. 129, 170; Siegenbeek, der Leidsche Hoogesch. D. I. bl. 391, D, II. bl. 120, Toev. en Bijl. bl. 251, 252; Biogr. Univ. T. VII. p. 43; Aanh. op het Woordenb. van Nieuwenhuis, D. II. bl. 522, 523.