[Johannes Aegidius van Egmond van der Nijenburg]
EGMOND VAN DER NIJENBURG (Johannes Aegidius van) Heer van Egmond en Rijnegom, was de oudste zoon van Cornelis van Egmond van der Nijenburg, Schepen van Alkmaar, Baljuw en Dijkgraaf van den Wieringerwaard, en van Catharina van Panhuyse. Nadat hij op buitenlandsche reizen zijn roem als geleerde gevestigd had, werd hij te Leiden, waar hij zich met der woon, had nedergezet, Raad, Vroedschap en Schepen en in 1739, op voorslag van de Staten van Holland, naar Napels als Ambassadeur gezonden, zoo om den koning over zijn huwelijk geluk te wenschen, als om over een verdrag van vriendschap, koophandel en zeevaart te onder handelen, welk laatste door invloed van Frankrijk en Engeland niet tot stand kwam. Hij overleed den 11den October 1747.
Zijne aanteekeningen op gemelde reizen, van 1720 tot 1723 gedaan, zijn met die van Johannes Heyman, Hoogleeraar in de Oostersche talen te Leiden, uitgegeven door diens neef Johan Wilhelm Heyman, geneesheer te Leiden, onder den titel van:
Reizen door een gedeelte van Europa, Klein Asien, verscheyde Eilanden van den Archipel, Syriën, Palestina of het H. Land, Aegypten, den Berg Sinai enz. Leid. 1757, 1758. 4o. 2 dln. In het Engelsch vertaald en uitgegeven te Londen in 1759, 2 deelen, 8o.
Zie Boekz. der gel. Wereld, 1756. b. bl. 612, 1758. a. bl. 379; Saxe, Onom. Lit. T. VI. p. 335; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XIX. bl. 275; Kist en Royaaros, Arch. voor Kerk. Geschied. D. V. bl. 19; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. Lett. te Leiden, D. II. bl. 15; Algem. Konst- en Letterb. 1842. D. I. bl. 370-376.