commissarissen van den Hove zijn gedagvaard en gecompareerd tot aflegging van den gerequireerden eed van trouw aan den koning. Desniettegenstaande omhelsde hij de partij der vrijheid, teekende het verbond der Edelen en werd gekozen om na den ongunstigen uitslag van het verzoekschrift der Edelen, een nader vertoog der Staten te Brussel in te leveren. Hoewel hij zich niet in alles schikte naar het welbehagen der Staten van Holland, bij het overbrengen van dat vertoog, bleef hij echter de goede zaak getrouw, anders zou de Prins zich met hem in geheime onderhandelingen en briefwisselingen niet hebben ingelaten. Deze zijne vriendschap met Oranje zal de Staten bewogen hebben hem te benoemen om 's Prinsen derde gemalin, Charlotte van Bourbon, te verwelkomen, en tot het bezegelen der opdragt van de Grafelijke waardigheid aan dien vorst. Hij teekende ook de Unie tusschen Holland en Zeeland, werd door de Staten naar den Prins te Middelburg gezonden en hielp verscheidene maatregelen beramen, die tot het algemeen welzijn moesten dienen. Hij overleed in 1585 en verwekte bij Agnes Croesink, uit een edel geslacht gesproten, behalve andere kinderen, die kinderloos stierven, een zoon, Jacob genaamd, die eerst bevelhebber van Dixmuiden was, in 1589 in gezantschap naar Engeland werd gezonden, om eenige gerezene misverstanden bij te leggen, in 1592 bij Koevorden zwaar gekwetst werd, in 1600 behoorde tot de afgevaardigden uit de Algemeene Staten bij Nieuwpoort en als de laatste mannelijke telg van den tak van Egmond Keenenburg in 1618 oud 70 jaren overleed. Hij was gehuwd op het eiland Cyprus met Doralisia van der Schale.
Zie Bor, Nederl. Oorl. B. XXVI. bl. 425 (19), 428 (21), B. XXIX. bl. 635 (26), van Leeuwen, Bat. Illustr. bl. 956; (de Beaufort), Lev. van Willem I.D. II. bl. 189; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. VI. bl. 125, 328, D. VII. bl. 68, 513; Te Water, Verb. der Edel. D. I. bl. 364, D. II. bl. 371-373; Kok, Vaderl. Woordenb. D. XIII bl. 204, 205; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 317, 328; D'Yvoy van Mijdrecht, en Beeldsnijder, Verb. en Smeekschr. der Ned. Edel. bl. 77, 78; in welk werkje het facsimilé van zijne handteekening, op plaat 2, No. 124 voorkomt; Verz. berigt. omtr. de krijgsbev. bij Nieuwp. bl. 73; Kron. van het Hist. Gen- te Utr. D. VI. bl. 293.