leeraarambt aan de Franeker Hoogeschool, waarvoor hij evenwel bedankte. Doch toen hij in 1806 tot gewoon Hoogleeraar in de Algemeene en Vaderlandsche Geschiedenissen en Romeinsche oudheden te Groningen beroepen werd, nam hij die betrekking aan en aanvaardde hij die op den 15den Junij 1808 met het houden eener redevoering: de historiae, in primis universalis, a recentioribus excultae amplitudine et
praestantia.
Groot zijn de diensten door van Eerde in die betrekking aan de wetenschap en aan de Hoogeschool bewezen. De laatste had inzonderheid in de bange dagen der Fransche overheersching veel aan hem te danken. Hij behoedde haar voor vernietiging en hare leerlingen voor het gevaar slagtoffers te worden der geheime Fransche politie. In 1816 tot Bibliothecaris der Hoogeschool aangesteld, gevoelde hij al dadelijk het noodzakelijke van eenen nieuwen Catalogus, dien hij met groote moeite en inspanning zamenstelde, in 1833 het licht deed zien, en die het bewijs oplevert van zijne uitgebreide boekenkennis, die teregt in hem bewonderd werd.
Ook in andere opzigten maakte van Eerde zich verdienstelijk. Als Directeur en Secretaris van het te Groningen gevestigde Instituut voor doofstommen was hij gedurende twintig jaren ijverig voor deszelfs belangen in den weer, en men heeft het aan zijne bemoeijingen te danken, dat de pogingen, aangewend om de inrigting naar elders te verplaatsen, verijdeld zijn.
In deze en andere betrekkingen was van Eerde werkzaam tot aan zijnen dood, die den 10den November 1835 plaats had. Hij was op den 1sten Februarij 1796 te Groningen gehuwd met Mejufvrouw Ella Catharina van Bolhuis die hem verscheidene kinderen schonk.
Ofschoon geen der binnenlandsche Genootschappen er op bedacht scheen om hem het lidmaatschap aan te bieden, werd echter door buitenlanders hulde aan zijne verdiensten gedaan, door zijne benoeming in 1829 tot Lid van het Koninklijk Aziatisch Genootschap te Londen, en in 1833 van het Koninklijk Genootschap voor Noordsche oudheidkunde te Koppenhagen.
Er is van zijn gelaat eene silhouette vervaardigd, naar W. Lubbers, door C.C. Fuchs, vóór den Groningschen Almanak van 1829.
Behalve genoemde Catalogus en latijnsche redevoering, bij de aanvaarding van zijn professoraat, zien van van Eerde het licht.
Redevoering ter viering van den vijfentwintigsten verjaardag van de eerste bemoeijingen van den Staat met het lager Schoolonderwijs, Groningen, 8o.
Oratio de Europa, imperiorum Jure temperatorum altrice, Gron. 1825. 8o.
Leven van Benjamin Franklin door hem zelven beschreven, benevens deszelfs rede-, staat-, letterkundige, en geestige schriften, uit het Engelsch, Fransch en Hoogduitsch vertaald.
De Kindervriend of eerste onderwijs in het lezen en bij