[Eelco]
EELCO, of Ethelocus, twaalfde Abt van het vermaarde Friesche klooster Lidlum in Westergo, stamde af van het beroemde adelijk en oud Friesch geslacht der Liaukama's en werd omstreeks het jaar 1270 geboren, waarschijnlijk op het voorouderlijk slot te Sexbierum.
Op dertigjarigen leeftijd werd Eelco tot Pastoor van het dorp Sexbierum aangesteld, en kort daarop in dezelfde betrekking naar Berlikum verplaatst, in welke laatstgenoemde plaats onder zijn bestuur de kerk gebouwd is. Hij begaf zich, tot nu toe wereldsch priester geweest zijnde, in de premonstratenser order, en werd in 1328 tot Abt van het klooster Lidlum verkozen.
Ofschoon bekend door zijn vroom en zedig leven, was het klooster echter dikwijls in de destijds gevoerde twisten der edelen betrokken, en was hij alzoo genoodzaakt, behalve zijne kloosterlingen, een leger van 150 gewapende knechten te onderhouden.
Eelco was een man van deugd en goede zeden, en een voorstander der geleerdheid. Dagen en nachten bragt hij door in kerkelijke diensten, die zelfs in den winter blootvoets verrigt werden. Hij temde zijn ligchaam door menigvuldig vasten; maar was ook streng in het bestraffen. Vanhier de haat van eenige zijner kloosterlingen en leekebroeders, die hij op den uithof, welke het klooster bij Boxum bezat en Ter Poorte genaamd, in 1332 in persoon ging bestraffen, wegens hunne brasserij en verdere ondeugden; doch die hem des nachts met knodsslagen den schedel verpletterden en zijn mishandeld ligchaam ter venster uitwierpen; later werden zij voor deze gruweldaad gewurgd en verbrand. Het lijk van Eelco werd naar Lidlum vervoerd en aldaar begraven; terwijl hij door de Roomsch katholieke kerk heilig verklaard werd en zijne nagedachtenis bij hare leden tot heden toe vereerd wordt.
Het afbeeldsel van Eelco, voor weinige jaren nog aanwezig op Liaukama-state bij Sexbierum, kwam later in bezit van den Heer van Halmael Jr. te Leeuwarden.
Zie (van Heussen en van Rijn), Oudhed. en Gesticht. van Vriesl. D. II. bl. 174, 175; Volks-Alman. voor Nederl. Katholiek. 1856. bl. 1-22.