volstrekt niet inliet. Dyveke overleed in 1516, en niet ongegrond is het vermoeden, dat zij door vergiftigde kersen, welke haar door den slotbewaarder Torben Oxe zouden toegediend zijn, op eene onnatuurlijke wijze aan haar einde kwam. De geschiedenis van haar leven is door de Deensche dichters bezongen. Een treurspel naar haar genoemd, werd, door den Deenschen dichter Samsoë, tegen het einde der achttiende eeuw vervaardigd, en te Koppenhagen meermalen ten tooneele gevoerd. Als roman-heldin komt zij menigmaal voor. Hare moeder, behield, na den dood van hare dochter, haren invloed, en besteedde die op eene heilzame wijze, ten nutte, onder anderen van het openbaar onderwijs, en ter bevordering van handel en nijverheid.
Zie Falck, Verh. over den invl. en beschav. van de Nederl. natie op de verl. van de Noordsche volk. voorkomende in het 1ste deel van de Verh. van de 3de klasse van het Instit. bl. 251 en volg.; Meerman, Verh. over Christiaan II, in het 1ste deel van de Verh. der 2de klasse van het Instit.; Collot d'Escury Holl. Roem. D. III. bl. 124; Engelberts Gerrits, Biogr. Handwoordenb. D. I. bl. 441; Arend, Algem. geschied. des Vaderl. D. II. St. III. bl. 297.