de Eerste Kamer der Staten-Generaal benoemd, en schonk zijne stem aan de wetten die tot herziening der grondwet strekken moesten. Na den afloop daarvan onthield hij zich verder van alle aangelegenheden, behalve dat hij nog eenmaal in de vergadering der Ridderschap van Zuidholland het Voorzitterschap bekleedde. Kort daarop werd hij door eene hevige ziekte aangetast, die een einde aan zijn nuttig en werkzaam leven maakte. Hij overleed op den 19den December 1848 te 's Hage, en terwijl Ds. Ruitenschild, in eenvoudige maar roerende taal, hulde deed aan zijne verdiensten, gaf eene onafzienbare menigte, die daarbij tegenwoordig was, luide hare droefheid te kennen over het verlies van een man, aan wien Nederland, naast God, voor een goed deel zijne onafhankelijkheid te danken heeft,
Van der Duyn was den 7den Julij 1799 gehuwd met Frederica Maria Isabella Benjamina Baronnesse van der Capellen, dochter van Alexander Philip Baron van der Capellen, Heer van Berkenwoude, en Maria Taets van Amerongen. Zij schonk hem vier kinderen. De afbeelding van van der Duyn ziet het licht. Zijne Gedenkschriften zijn met die van zijn schoonbroeder, boezemvriend en geestverwant, Godard Alexander Gerard Philip Baron van der Capellen bijeenverzameld, gerangschikt en uitgegeven door den Baron C.F. Sirtema van Grovestins ('s Hage, 1857. 8o). Behalve de genoemde onderscheidingen was van der Duyn Ridder grootkruis van de Wurtembergsche Kroon en van de St. Alexander Newsky's orde, terwijl de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden er prijs op stelde hem, den voorstander en begunstiger der wetenschappen, onder hare leden te mogen tellen, en het Genootschap: Kunstliefde spaart geen vlijt (later de 's Gravenhaagsche Afdeeling der Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen) hem tot honorair lid verkoos.
Zie H. Bosscha, Geschiedenis der Staatsomwenteling, D. I. bl. 142-159, met portret; Konijnenburg, Nationaal Gedenkb. bl. 123, 128, 130, met portret; van der Palm, Gedenkschrift van Nederlands herstelling, bl. 102, 103; Siegenbeek, Geschied. der Leidsche Hoogesch. D. I. bl. 400, 419, Toev. en Bijl. bl. 37; van der Aa, Herinner. D. II. bl. 235; Onze Tijd, D. II. bl. 320-326, met portret; Mr. J.C. de Jonge, in Hand. der jaarl. Algem. Vergad. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leiden, 1849, bl. 80-88; Muller, Cat. van Portrett. bl. 75; uit medegedeelde familieberigten aangevuld.