[Ewout van der Dussen]
DUSSEN (Ewout van der), zoon van Jacob van der Dussen, Burgemeester van Delft, en van Alida van Hogenhouck. Hij werd geboren te Delft den 31sten Julij 1574, en nam zeer vele stads- en staats-commissiën waar, tot aan 1618, toen hij door prins Maurits, met anderen buiten bewind gesteld werd. In 1623 werd bij op nieuw gekozen. Sedert dien tijd was hij herhaalde malen Burgemeester zijner geboorteplaats, Lid van de Staten van Holland en West-Friesland, afgevaardigde ter Staten-Generaal en in 1629 afgevaardigde der Staten bij het leger voor 's Hertogenbosch onder Frederik Hendrik. Nadat hij in 1618 als buitengewoon Ambassadeur aan Jakobus I, koning van Engeland, reeds blijken van bekwaamheid gegeven had, werd hij in 1630 door de Staten-Generaal gesteld aan het hoofd van een gezantschap naar Friesland en Zeeland. Zijne handelingen verwierven hem grooten lof van trouw en ervaring. Op zeventigjarigen leeftijd verzocht en verkreeg hij een eervol ontslag uit zijne betrekkingen, behoudende die van Vroedschap te Delft. Hij was in 1619 gehuwd met Katharina van der Hoeff, dochter van Pieter van der Hoeff, Burgemeester van Delft, bij wie hij zes kinderen verwekte. Hij overleed te Delft den 16den Mei 1653 en zijne vrouw den 10den December 1666. Beiden liggen te Delft op het koor in de Oude Kerk begraven.
Zie Balen, Beschr. van Dordr. D. II. bl. 1058; Hoogstraten, Woordenb.; Timareten, Verz. van Gedenkstukk. D. I. bl. 35; Kok, Vaderl. Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 304, D. II. bl. 578.