derkunst beoefende hij de muziek niet zonder vrucht, en zijne gedichten munten uit door kracht, beeldrijkheid en schilderachtige tafereelen. Zij zijn door David van Hoogstraten in 1719 te Amsterdam in 8o gedrukt, en die bundel bevat 1o. Geestelijke Gedichten, 2o. Lofdichten op uitgegevene boeken, 3o. Lijk- en Grafdichten, 4o. Mengeldichten. Niet alleen met de broeders François en Samuel van Hoogstraten, maar ook met Oudaan, Vollenhove, Antonides en Moonen, was Dullaert zeer bevriend en stond bij hen in hooge achting, even als bij zijne stadgenooten, die hem om zijn
stil en ingetogen leven beminden, en hem in 1672 de eer waardig keurden van tot Raad in de vroedschap benoemd te worden, voor welke onderscheiding Dullaert evenwel bedankte; mogelijk wel wegens het toenemen zijner zwakheid en ziekte, waaraan hij den 6den Mei 1684 bezweek. Zijn vriend Philip de Koning, die zijn medeleerling bij Rembrandt geweest was, schilderde zijn portret, dat fraai door Houbraken gegraveerd is, en door David van Hoogstraten voorzien werd met het volgende bijschrift:
De houding, kolorijt, en schaduwen, en licht,
Verschieten, en wat meer 't penseel heeft aan te merken,
Vertoonde ons Dullaert in zijn uitgelezen werken.
De zelve deugt bezielt zijn zuiver maet gedicht,
Dat vrij van zwelling, vrij van laffe en laege toonen.
Hem ons verbeelt als een van Febus waerdste zoonen.
Zie D. van Hoogstraten, Kort Bericht wegens het leven van H. Dullaert, vóór diens gedichten; van Kampen, Geschied. der Ned. Letteren, D. I. bl. 362; Witsen Geysbeek, Woordenb. van Ned. Dicht.; Immerzeel, Lev. en werk. der Kunstsch; Kramm, Lev. en werk. der Kunstsch.; Muller, Catalogus van Portrett.