te Eé en Engwierum in Friesland in 1748 tot haren leeraar riep, waar hij den 13den Maart 1766 overleed. Ook had hij in 1742 en 1747 de krijgsmagt van den Staat als leger-predikant gevolgd. Zijn broeder Petrus, op zijn verzoek van zijne bediening onslagen, en door de coetus van de Hervormde kerk te Emden onderzocht zijnde, bij wijze van een theologisch gesprek, werd kort daarna in 1743 beroepen bij de Hervormde gemeente van Akkerwoude in Friesland, waar hij tot in 1789 het Evangelie verkondigd heeft, toen hij emeritus werd.
De volgende werken zien van Dreas het licht:
Geloofs-Belijdenis van de Bezonderheid der Genade Godts in de Verkiezinge, Verlossing en Roeping tot Zaligheid, gelijk ook van de H. Sacramenten, Doop en Avondmaal, volgens het Goddelyke Woord uit de Symbolische Bocken der Luthersche kerke verdedigt, aan Hun Ed. Mog. Heeren Burgemeesteren en Raad der stadt Groningen, wegens daarover geschiedde aanklagte, den 24sten Maart 1739, ootmoedigst overgegeven, en nu wijder uitgebreidt. Gron. 1739 8o.
Dit werkje werd door de Hoogleeraren Gerdes en van den Honert gunstig aanbevolen, en door Henricus Lampe toen leeraar te Gödens, later te Bremen, in het Hoogduitsch vertaald. 1740.
Onderzoek over den kerkelijken vrede tusschen de Protestanten, en in 't bezonder over het gevoelen van de Algemeenheid der genade Godts, zijnde hedenaags 't voornaamste beletsel van dien. Gron. 1744. 8o.
Naamlijst der Heeren Predikanten, die onder 't ressort van de E. Classis van Dokkum zedert de Reformatie gedient hebben, geschreven door D. Wilhelmus Columba, met aanmerkingen vermeerdert en uitgegeven door wijlen D. Anth. Gotfr. Dreas, Leeuw. 1766. 8o.
Zie die Naaml. bl. 11, 90-93; C. Adami, Naaml. der Pred. in de Prov. Gron. en Ommelanden, bl. 169; Boekz. der gel. wereld, 1739, b. bl. 377, 1741. a bl. 701, 1743. a. bl. 106, 342, 1744. a. bl. 608, 1747. a. bl. 730, 1748. a. bl. 499, 628, 748, 1752. b. bl, 412, 413, 535; Brucherus, Gedenkb. van Stad en Lande, bl. 22, 284; Ypey, Kerk. Geschied. van de 18de eeuw, D. VII. bl. 145-147; Ypey en Dermout, Geschied. der Ned. Herv. Kerk. D. III. bl. 388-393; Aanteek. bl. 196-204; Glasius, Godgel. Nederl. D. I. bl. 381-383.