[Erasmus Douma]
DOUMA (Erasmus), zoon van Jancke Douma van Langweer, en van Maria Burmania. Hij woonde te Langweer, was eerst kapitein en naderhand Grietman van Doniawarstal. Met zijne beide broeders Foppe en Idzart behoorde hij tot het verbond der Edelen, en werd daarom door Alva ingedaagd om zich te Antwerpen te komen verantwoorden. In 1575 kreeg hij met Lieuwe van Beyem en den Notaris Lucas Jarges de commissie om inventaris op te maken van de brieven en instrumenten, in 's lands kisten bewaard wordende. Twee jaren later werd hij lid van het Collegie van Gedeputeerde Staten, en in vele bezendingen gebruikt. Hij was ook lid van de provinciale rekenkamer en verbond zich in 1578 met nog zeven andere Staatsleden, als gijzelaar binnen Leeuwarden te zullen blijven, tot zoo lang de verschotene penningen tot betaling der Waalsche soldaten aan de burgerij waren terug gegeven. In 1580 werd hij gevangen genomen en in zijne dienst geschorst. Door wien en waarom is niet bekend. Tiete van Hettinga werd in zijne plaats als substituut Grietman aangesteld. Hij overleed in 1581 en werd te Langweer begraven. Zijne vrouw, Ath Burmania, dochter van Hero Burmania en Frou Stinstra (zijne tante), schonk hem twee dochters, volgde hem binnen een maand in het graf en werd te Harlingen begraven.
Zie Sjoords, Beschrijv. van Friesl. D. II. St. I. bl. 208; te Water, Verb. der Edel. D. II. bl. 349; van Sminia, Naaml. van Grietm. bl. 344, 345, door ons voornamelijk gevolgd; Iets over Jancko Douwama's familie enz. (boven aangehaald) bl. 63.