en geweigerd had diens hofmeester in huis te nemen, waartoe hij evenwel door de Staten genoodzaakt werd.
In 1594 kwam van Dorp in groote ongelegenheid, wegens vermoeden van handelingen met den vijand en van het ontdekken van Staatsgeheimen. Hij werd in hechtenis genomen en op de Voorpoort van den Hove gevangen gezet, doch later onder borgtogt ontslagen. Het schijnt dat het onderzoek van zijne papieren wel eenig kwaad vermoeden tegen hem heeft opgewekt, maar dat men, ook zijne groote verdiensten van vroegere dagen in aanmerking genomen, geen genoegzamen grond gehad heeft om hem iets bepaalds ten laste te leggen, ofschoon hij over het schrijven van zeer verdachte brieven geene opheldering kon of wilde geven. Later schijnt hij wederom in achting te zijn gekomen; althans zoo het waar is dat door zijn toedoen in 1599 de Raad van Vlaanderen werd opgerigt, die te Middelburg zou vergaderen. Van Dorp overleed te 's Gravenhage den 2den Augustus 1600, en ligt aldaar in de Kloosterkerk begraven, waar, tegen den Noordmuur aan de westzijde van den predikstoel, een gedenkteeken ter zijner eere is opgerigt. Hij was Heer van Teemsche, Maasdam en Middelharnis. Tweemalen was hij gehuwd, eerst met Mayken Hugen uit Zuid-Beveland, en daarna met Anna de Grillet dochter van den Baljuw van Tourneham in Artois bij Cailais. Bij deze vrouw verwekte hij drie dochters, Margaretha, gehuwd met Lodewijk Boisot, Admiraal van Zierikzee, daarna met Carel van Crequi, Heer van Heule in Picardie; Anna, Ambachtsvrouw van Maasdam, gehuwd met Jan van den Bossche en daarna met Jasper van Poelgeest; Josina, gehuwd met Charles de Becq, Ridder, Baron de Bouri, Heer van Villeboni bij Parijs, overste van een regiment Fransche ruiterij 'n dienst van deze landen. Zij overleed in 1646 en ligt te is Hage bij haren vader begraven.
In het Koninklijk Kabinet van Penningen te 's Hage berust een zilveren penning die of door Arend, of door Frederik van Dorp, die verder volgt, gedragen is; dezelve is door den Hoogleeraar te Water uitvoerig beschreven, en werd in 1724 te 'Hage publiek verkocht, doch voor f; 255 opgehouden.
Zie Bor, Ned. Oorl. B. VI. bl. 401 (292), B. VIII. bl. 597 (881), 641 (118) en 651 (125), B. IX. bl. 719 (174), B. X. bl. 800 (232), B. XI. bl. 905 (309), B. XXXI. bl. 884 (82); van Leeuwen, Bat. Ill. bl. 935, 936; Hoogstraten, Woordenb.; (de Beaufort) Lev. van Willem I. D. I. bl. 285, D. II. bl. 306, 558, 559, D. III. bl. 149, 295, 541 en 542; Timareten, Vers. van Gedenkst. D. II. bl. 184, 185; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. VI. bl. 267, 388, D. VII. bl. 16, 29, 79, 179. D. VIII. bl. 54, 55, 64, 404, 406, 459; 's Gravesande, Tweede Eewwged. der Middelb. Vrijheid. bl. 408; te Water, Verb. der Edel. D. II. bl. 338, 345, D. III. bl. 517, 518, 519, D. IV. bl. 340,