[Ambrosius Dorhout]
DORHOUT (Ambrosius), geboren te Leeuwarden in 1699, werd, proponent zijnde, beroepen te Garyp, Eernewoude en Zuidmeer in 1726, en van daar naar Dokkum in 1745, waar hij den 27sten Maart 1776 overleed. Behalve eenige taal-, oudheidkundige en godgeleerde verhandelingen in de Boekzaal der geleerde wereld, in de Miscellanea Groningana van den Hoogleeraar Gerdes, en in de Bibliotheca Bremensis Nova van den Hoogleeraar Barkey, ziet van hem het licht:
Verklaring over Mattheus XXVI vs. 26, 27 en 28, en 1 Cor. X en XI tot nasporing van de eijgen aard van het Avondmaal enz. Harl. 1746. 8o.
Zie Boekz. der gel. wereld. 1726. b bl. 387, 659, 1731. b bl. 732, 1745. a bl. 731, b 122, 123, 1751, b 125, 1759 a bl. 611-620, b bl. 215-241, 1776 a bl. 481; Columba en Dreas, Naaml. der pred. uit de Class. van Dokk. bl. 82; Laurman, Naaml. der Pred. uit de Class. van Leeuward. bl. 126, 127; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. IV.