[Abraham Doreslaer]
DORESLAER (Abraham). De naam van zijn geslacht, hetwelk een aantal predikanten aan de Nederlandsche hervormde kerk geschonken heeft, wordt ook Doreslaer, Doorslaer of a Doreslaer gespeld. Proponent zijnde, werd Abraham Doreslaer beroepen te oude Niedorp in 1602, vertrok van daar in 1605 naar Enkhuizen, waar hij den 19den Maart 1655 overleed. Hij was een bij zijne gemeente geliefd predikant en stond in hooge achting bij zijne tijdgenooten. Hij had drie zonen, Samuel, die volgt, Isaac, die in 1627 predikant werd te Hensbroek en Opdam, in 1628 te Enkhuizen en aldaar in 1652 overleed en David, predikant in Brazilie, in 1644 te Hobrede en Oosthuizen, in 1649 te Halteren, in 1650 te Tholen, in 1654 te Zierikzee en in 1671 overleden. Abraham Doreslaer maakte zich bekend door eene niet onverdienstelijke bijbelvertaling, die getiteld is:
Nieuwe vertaling der H.S. met verclaringen ende Annotatiën van Emanuel Tremellius, Franciscus Junius, Theodorus Beza en Johannes Piscator. Amst. 1614. fol. Verder schreef hij met Petrus Jacobus Austro-Sylvius een werk, hetwelk verkeerdelijk aan zijn zoon Samuel toegeschreven is, getiteld:
Grondighe ende clare vertooninge van het onderscheydt in de voornaemste Hooft-stucken der Christelycker Religie, tusschen de Gereformeerde ende de Wederdooperen, Enkh. 1637. 4o. Herdr. ald. 1649. 4o. Id. 1657. 4o.
Ook gaf hij uit:
Christelyke ende Schriftelyke aanspraken aan de gemeente te Enckhuysen, over II Kon. II vs. 1. Enkh. 1655. 12o.
Hij liet bovendien vele handschriften na, van welke er voorkwamen op de boekverkoopingen van Heringa en Koning.
Zie van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. I. III; Le Long, Boekz. des Ned. Bijbels, bl. 753, 756; Schotel, Kork. Dordr. D. II. bl. 279, 280; Fred. Muller, Cat. van Godgel. Werk. Supplem. bl. 66.