of men langs dien weg Nieuwpoort kon belegeren. Zoo wordt ook zijn bijzonder beleid geroemd in het geleiden van eene groote menigte van ammunitie, kanonnen, mortieren en 300 wagens om te dienen tot het beleg van Rijssel, dwars door eene vijandelijke magt van 80,000 man. De zaak gelukte volkomen. Hij had in 1710 als Luitenant-Generaal het opperbevel over eene legerafdeeling bij Soignies, van 40 bataljons en 50 eskadrons, om den vijand in onrust te houden, en deed dat met goed gevolg. Ook bij de veldtogten in 1710 en 1711 komt hij voor, altijd als bijzonder vertrouwde van den Hertog van Marlborough, bij wien hij zeer gezien was.
Sicco van Goslinga, die hem persoonlijk kende, was hem niet zeer gunstig, en spreekt met niet veel lof van hem, schoon hij hem dien lof niet altijd kon onthouden en soms genoodzaakt was zijne verdiensten te erkennen. Dopf stond vroeger zeer in gunst bij Koning Willem III, die beter dan iemand de talenten kende van ieder der lieden die onder hem dienden. Dit moet Goslinga zelf getuigen. Er komt nog een Dopff van Nederkamp voor, misschien een zoon van den Generaal, die zich bij de verdediging van Bergen in Henegouwen onderscheidde, doch van wien ons niets nader bekend is.
Zie Bosscha, Neêrl. Held. te land, D. II. bl. 425, 499, 595; Sicco van Goslinga, Memoir. relat. à la guerre de success. de 1706-1709 etc. p. 4, 10, 11, 20, 27, 64, 108, 110, 116, 118, 120, 122, 129, 138, 142, 160.