Onderwijzinge in de Christelijke leere na de Belijdenissen der Doopsgezinden, waarin de voornaamste zaaken des geloofs met schriftuurplaatsen, Redenen, en wegneeminge van tegenwerpingen nader bevestigd worden, Amst. 1692. 8o.
Brief aan den Heere Fredericus Spanhemius, waarin de leere der Doopsgezinden nader uitgeleid, en verdeedigd werd. Dienende tot antwoord op het Tractaat, genaamd: Historisch en godgeleerd register der uitgelezendste verschillen van den Godsdienst, Amst. 1693. 8o. In dat jaar twee malen herdrukt en wederom aldaar in 1700, 8o. met een daarachter gevoegden Brief aan H. Schyn, waarin hij het genootschap nog nader verdedigde tegen de aanvallen van Frederik Spanheim, den zoon, die, even als zijn vader, goed vond in 1687 de Doopsgezinden aan te tasten, in een Latijnsch werk, dat in 1692 in het Nederduitsch werd vertaald. Spanheim vond in Henricus Scevenhuijsen, predikant in de Rijp, een verdediger, waartegen Dooregeest op nieuw te velde trok in een werk getiteld:
Verdeediging van de Leere der Doopsgezinden, tot wederlegginge van de twee Tractaaten, tegen dezelve uitgegeven door H. Scevenhuisen, Amst. 1705. 8o.
Verder schreef hij:
Kort onderwijs des Christelijken geloofs, Amst. 1697. 8o, herdrukt ald. 1698, 1710, 1723, 1740.
Met zijnen ambtgenoot C.A. Posjager gaf hij in het licht:
De Rijper zeepostil, bestaande in XXII Predicatiën toegepast op de zeevaart, tot onderwijzinge, vermaninge, en verstroostinge in de waare Godzaligheid, voor allerleye zeevaarende lieden, doch voornamelijk voor die geenen, welken op de Haringen Walvisch vangst uitgaan; enz. Mitsgaders noch eene korte beschrijvinge aangaande de opkomst van Holland, waarin in 't bijzonder ook gehandeld wordt van 't Eiland Schermer, Graft, Schermerhorn en de Rijp. enz. Amst. 1699. 8o. Een gedeelte van dit werkje werd herdrukt onder den titel van:
Een kort Verhaal van eenige merkwaardige Geschiedenissen in Holland, enz. waarin ook van 't Schermer Eyland in Noord-Holland enz. met de eerste opkomste en geleegentheit der Haring en Walvis-vangst. Amst. 1744. 8o.
Zijn twist met Jan Klaasz. van Grouw gaf hem aanleiding te schrijven:
Verandwoordinge voor de leere der Doopsgezinden, bestaande in verscheidene brieven aan Jan Klaasz. van Grouw, Amst. 1704. 8o.
Zie van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek. D. I. St. III; Schijn, geschied. der Mennon. bl. 87, 97, 100, 157-160, 548-573, 577, 609, 630, 668; Paquot, Mem., T. II. p. 411; Ypey, gesch. der Christ. kerk. in de 18de eeuw, D. IX. bl. 164; Blaupot ten Cate, geschied. der Doopsgez. in Holl. enz. D. I. bl.