Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 253]
| |
kleedde geen openbaar ambt, maar woonde te Engwierum in Oostdongeradeel. Ondanks de wederzijdsche overeenkomst, van die van Oostergo en Westergo, om gedurende een jaar alle vijandelijkheden te schorsen, werd hij, daar hij zich tegen zijne regters wederspannig betoond had, in 1473 op zijne stins, op last der bewindlieden van Oostergo belegerd. Er kwam echter eene overeenkomst tot stand en de belegeraars trokken af. Eenigen van hen in een naburig huis achtergebleven, om den volgenden morgen te vertrekken, werden des nachts door van Donia overvallen, vermoord en het huis in brand gestoken. Tot wraak werd zijne Stins andermaal belegerd en stormenderhand ingenomen. De bevelhebber, Botte Donia, werd met achttien soldaten in de gracht verdronken, en de afwezige Binnert van Donia werd in dat zelfde jaar bij Kollum opgeligt en naar Dokkum gevoerd; doch daar hij zijne geleiders onder weg meermalen zocht te ontvlugten, en ten dien einde zich telkens moedwillig van zijn paard liet vallen, werd hij door hen afgemaakt.
Zie Schotanus Friesche Geschied. B. XI. bl. 345; Arend, Alg. Geschied. des Vaderl. D. II. St. III. bl. 230, hier door ons gevolgd. |
|